Nimmer mag hij zich luchtig uiten over zijn eigen kunstenaarschap, want als een boemerang zal zijn uitspraak bij hem zelf terugkeren om hem te treffen. Van kunstenaars die zichzelf niet opblazen (Van Schagen: ‘Ik hoef geen kanon, met een zucht gaat het ook wel, met een klein blaasje’) en zeggen dat ze zomaar wat doen, wordt gezegd dat ze zomaar wat doen, terwijl kunstenaars die zichzelf gewichtig presenteren doorgaans ook gewichtig worden benaderd. Om een voorbeeld te geven: Jan Hanlo was op geen stukken na minder kunstzinnig en diepzinnig dan een Kundera, maar wel beheerste hij het vak der Wichtigmacherei tien keer slechter. Zo kan het gebeuren dat het genie van de een ligt te vergelen bij de uitgever, terwijl de ander glorieert op de toptien. – Charlotte Mutsaers
Verderop in de tekst, hij mag nog meer niet.
Humor.
Op een andere stoel zitten (hij moet bij zijn leest blijven).
Voor zijn plezier dingen maken.
Van Schagen: ‘Wat is kunst? Kunst is spel’.
Toen ik het las, knikte ik instemmend. Toen ik stopte met lezen, vond ik direct tien tegenvoorbeelden. Als je leest om een absolute waarheid te vinden, kom je bedrogen uit. (Ik dan.) Ik maak het lezen te gewichtig. Dat werkt niet. Het zwart-op-wit van literatuur is een bedrieglijke vorm.