Door de kier van het zolderraam klinkt kraakhelder de ijle hoge piepstem van het jongetje dat niet wil, de fiets die van de stoeprand butst, een autodeur. Voor je een kind op de fiets hebt is het een half uur later. Ik word wakker en draai me om. Heerlijk dat zij vandaag de kinderen doen, en gisteren en morgen, en de komende twintig jaar.

De dag scharniert, het rommelende, stommelende, meervoudige wezen, dat geschrei en gelach produceert, waarvan de machinerie een uur geleden in gang is gezet, het leeft. Zou ik zonder kleine computer kunnen? Het jongetje zou elke ochtend moeten blijven huilen, het is zo gezellig, ik kan exact twee keer soezen. Ik zou iedereen elke dag moeten zien.

»