A.L. Snijders schrijft,
[…] Later op de avond kreeg ik een boekje Het eb en vloed van taal van Marten van der Meulen in handen. Vol met kennis die ik niet heb. In de meeste gevallen verborg ik me achter de uitvlucht dat je toch niet alles kunt weten, maar toen ik iets las over het oudste Nederlands, was ik onaangenaam verrast. Ik herinner me dat ik op de middelbare school heb geleerd dat het oudste Nederlands uit de 11e eeuw stamt, gevonden in een handschrift. ‘Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hi(c) (a)nda thu uuat unbidan uue nu.’ Vertaald: ‘Alle vogels zijn nesten begonnen, behalve ik en jij. Waar wachten we nu op?’
Marten van der Meulen schrijft dat het oudste Nederlands gevonden is in een wetboek uit de 6e eeuw. Maltho, thi atomeo, theo. Dit betekent: ‘Ik zeg, ik laat jou vrij, slaaf.’ Hij legt uit: ‘Waarom beschouwen we deze zin eigenlijk als Nederlands? De woorden lijken niet op het Nederlands dat we nu kennen. En toch heeft deze zin, en vooral veel andere taal uit dezelfde wetboeken, eigenschappen die niet voorkwamen in enige andere taal die in die tijd gebruikt werd. Eigenschappen die wel in latere fasen van het Nederlands doorgroeiden. Eigenschappen die deze zin en uiteindelijk het Nederlands scheiden van alle andere talen van de wereld.’
Toen ik dat gelezen had, was ik ten slotte toch tevreden. […]