Ik kijk graag naar iemand die iets doet. Ik weet niet of ik het doen graag uitbesteed om er vanaf te zijn en kritiek te kunnen leveren, of dat het verlangen dieper zit, of iets in mij in wezen wil dat er niets gedaan wordt. Sommige mensen, misschien wel iedereen, of zeker iedereen ooit, worden gekenmerkt, door – ik verbaster een filosoof – een fundamentele interpassiviteit, het niet interactief betrokken willen worden bij de totstandkoming van wat dan ook. Ik voel me betrapt. Ik herken die fundamentele interpassiviteit. Ik noem het betrokken luiheid.
Misschien zullen we spoedig terugverlangen naar het tijdperk van het boek, schrijft de filosoof, waarin de lezer tekst weliswaar moet interpreteren, maar waarin niet de totale betrokkenheid wordt vereist, waartoe interactieve media oproepen. Ik verbind me aan dat idee. Totale betrokkenheid klinkt als een foute slogan. Een boek is een man-tegen-man-gevecht, geest tegen geest, terwijl het lichaam lui op de bank ligt, energie spaart. Doen is altijd gedachteloos. Even verderop vraagt een socioloog zich af of kunnen ingrijpen de ultieme lust is.
De totale betrokkenheid die de wereld vergt verklaart misschien het verlangen om boeken te lezen.