Iemand attendeerde me op het bestaan van een video over iemand over wie zij zich zorgen maakte. Zou ze nog wel dingen maken? Gelukkig was er een portret, beluisterd tijdens borduurwerk. Ik moest snel zijn, er was sprake van een bijna-niet-terug-te-kijken-aflevering, van wel-beloofde-niet-gerealiseerde-online-beschikbaarheid. Saskia Olde Wolbers, die ooit het begrip ‘the falling eye’ uitlegde, in een film voor kunstpubliek, werd nu zelf gefilmd. Ze zit in een atelier, beantwoordt vragen van een onzichtbaar iemand, onderbreekt haar antwoord om uit een reuzenfles water water te drinken. We zien een aquariumachtige, afgedekte bak en een opstelling, afgedekt met bruin karton. De filmmaker is nieuwsgierig, wil maquettes zien, miniatuursets waar ze maanden aan werkt, die ze in verf doopt en in water dompelt. Ze zegt dat het haar natuurlijke reactie was om de maquettes af te dekken, te beschermen tegen onze blik. De filmmaker staat nu op straat in de Elandsstraat, hartje Amsterdam. Het laatste shot is een blik op Galerie Diana Stigter, glazen pui, vissenkom, gekrioel van mensen. The falling eye heb ik altijd, sinds de expositie in het Stedelijk, geïnterpreteerd als een eigenschap die anderen het werken onmogelijk maakt, een aanwezigheid die doet struikelen – al gebeurt dat in Saskia Olde Wolbers’ film letterlijk, als ik me niet vergis, over kabels. ‘Ah, het boze oog,’ zei iemand. Maar in mijn herinnering is het geen actieve blik, meer een bijkomstigheid.
Het is altijd iemand die wijst op iemand. Zonder al die iemanden gebeurt er niks, wist ik niet dat Saskia Olde Wolbers prachtige verhalen vertelt, dat de stroperige, zwevende, kleurrijke decors de achtergrond vormen voor mysterieuze vertellingen. Ik begrijp dat ze in de mail schreef dat ze de video beluisterd had – al ging dat dan weer over het portret en niet over de films van Olde Saskia Wolbers. – suds and soda, notes on art 3.0.