gras – het mooie, ongeknipte haar van graven
Hij zegt dat hij slentert en zijn ziel oproept, in alle rust een spriet zomergras waarneemt. Dat hij de lucht inademt maar nog voldoende overlaat. Hij zegt, dacht je dat de hemelwetten nog moeten worden bijgewerkt en verbeterd?
Het dekbed ligt als een knisperende sneeuwlaag op onze lichamen, het boek omgekeerd, met gebroken rug op de houten vloer. Daarin krast ze met een rood potlood lijntjes, ze schaatst in mijn oor.
Walt Whitman schreef anoniem drie lovende recensies over Leaves of Grass (1855). ‘Eindelijk een Amerikaanse bard!’ ‘Een ruw kind van het volk’ ‘Amerika’s eigen teelt en taal’. We lezen delen uit de ‘deathbed edition’ (1891-92).
Dichten is woorden aan het zingen brengen.
Ik ga naar huis.
Ze stuurt een foto van sneeuwklokjes in het Vondelpark, witte kopjes devoot gebogen, voorover, wasdom in wording. Ze stuurt een foto van bomen, water, lucht, takken. Hemelwetten hoeven niet bijgewerkt, niet verbeterd.
Tenslotte weer boven gekomen voel ik het raadsel der raadsels en dat wat we zijn noemen. – Walt Whitman, Grashalmen (vertaling Jabik Veenbaas)