‘Zo voorspelbaar als van alles het einde is, zo raadselachtig is het begin.’
Tjitske Jansen vertelt over haar laatste boek. Het begon ermee dat ze een verzameling begon aan te leggen van wat ze niet begreep. Ergens op het web zweven de exacte woorden, het idee raakt me: ‘verzameling van het onbegrepene’. Zo begin je niet aan een kind, denk ik.
Koos van Zomerens punt bij planten: je ziet geen drama. Planten verplaatsen zich niet. Ze leven niet in de wereld van de beslissingen, maar van de mogelijkheden. Die zullen ze tot het uiterste benutten. De mens niet, die aarzelt. Zucht en klaagt.
Op een dag bloeit een zeldzame mannetjesorchis in een perkje onder het raam van de schrijver. Een opluchting, ook voor de lezer. Hoe komt die plant daar? Zaadje onder een schoen, in een vacht, op een jas. Uitgeklopt boven zwarte Hollandse aarde (schaduw van een muur).
Als klittenbolletjes blijven zinnen, ideeën kleven.
‘Is het niet vreemd dat we het toeval van onze geboorte als een vanzelfsprekendheid ervaren en de dood, die er alleen maar het gevolg van is, als een wrede speling van het lot.’
‘Je zou het leven kunnen omschrijven als de tijd die je krijgt om, wanneer in basale behoeften is voorzien, ideeën op te doen en te onderzoeken op hun houdbaarheid. Naarmate je meer ideeën moet laten varen, kom je meer en meer alleen te staan.’
Voortdurend maken we beginnen, geen eindes. Een kind kun je beginnen maar niet beëindigen.
Als plukken voelt het niet. De dag is geen appel, al groeit er ‘s nachts wel een nieuwe.
Bij Alles is begonnen en Voor altijd voor het laatst.