I can invade your website and, well, who cares? But if I invade your house and garden.
Een smartphone kun je eenvoudig niet gebruiken, maar een leven zonder de dingen kan ik me nauwelijks voorstellen – de magnetron, de koelkast, de lamp, de bank, het glas, de wasmachine, het koffiezetapparaat, het bed, het huis. Ze zijn er. Ze staan op hun plek. Ze troosten me. Ze zijn er voor mij.
Bruce Sterling stelt me niet gerust. Zoals een Russische pijpleiding gas ‘produceert’ en rondpompt, zo pompen in de toekomst de koelkast en de thermostaat ‘data’ rond. Het woord ‘internet’ in ‘internet of things’ is daarbij op zijn zachtst gezegd misleidend:
The Internet of Things is not like the internet, which was an unplanned and spontaneous advent with a certain off-the-wall, sprightly and vividly manic quality. The Twenty-Teens are not the Nineteen-Nineties; politically, economically and socially, the Twenty-Teens are a Depression. The internet brought many laudable things, but prosperity, stability, accountability and honest politics were not four of them.
It’s clear that today’s Internet of Things isn’t just a techno-revolution; it’s a reaction. It’s not by and for the oppressed, the disruptive, the hungry, the have-nots, the start-ups, the shut-outs. The Internet of Things is very much in the interests of certain groups who can already count themselves among the haves. Many of its architects are clearly inspired by fear – they’re powerful, but afraid to lose the things they already command and control. By intensifying their command and control systems, they hope to maintain their hold.
Google, Facebook, Amazon, Apple, Microsoft (= The Big Five) willen alles-wat-niet-internet-is binnen internet brengen, en ook hier is het woord internet misleidend, internet bestaat niet, Apple’s internet of things misschien, of Google’s internet of things. ‘Information wants to be free’ kun je lezen als ‘Information about you wants to be free to us’.
Gelukkig blijven mensen lachen, overal op foto’s.