Overleven is ontzettend moeilijk in je eentje.
Als een gazelle rent, geen fout maakt, niet struikelt, rent hij een leeuwin eruit. Als een haas geen fout maakt, rent hij een vos eruit. Als een vis de verleiding weerstaat, de prikkel van sprankelend zonlicht, om naar het wateroppervlak te komen, blijft hij uit de klauwen van een zeearend en de spitse bek van de torpedovormige aalscholver, al betekent dat niet dat hij in veiligheid is, ook niet in de winter, als een ijslaag hem beschermt. Een zeearend steelt hem zo uit de bek van de otter.
Een leeuw velt met gemak een olifantkalf.
Een olifantkalf is veilig wanneer vrouwtjes zich verenigen tot een dik grijs woud. Een burcht van poten om hem heen.
Een leeuw wint het niet van een volwassen olifant. Tien leeuwen die met hun scherpe klauwen aan het achterste van een olifant gaan hangen, niet loslaten, vellen hem.
Een ei heeft de warmte en isolerende werking van twee pinguïnpoten en buikvet nodig; een zeepaardje de staart van een soortgenoot, hij krult de zijn eromheen en kabbelt verder over de bodem van de zee.