Een kameel is geen schip in de woestijn. Metaforen zetten op het verkeerde been, daarom zijn ze zo geschikt bij schrijven. Over essentiële verschillen hoef je niet na te denken, je schrijft door in de metafoor, verdwijnt in het beeld. Je schort exactheid op.
De zin vormt de basis voor schrijven, lang genoeg om een gedachte te bevatten, kort genoeg om elk moment de andere kant op te kunnen. Wie schrijft koopt geen blik rode verf waardoor je weet dat de muur rood wordt.
Een pen kan moeiteloos elk woord schrijven, de geest schiet alle kanten op, er is geen weerstand. Ik zit vol met wat vooraf aanwezig is (kennis, aannames, herinneringen, verlangens), ben geen leeg vat. Voorafloos schrijven zoals Knausgård het noemt bestaat niet.
Kopieren zit in internet gebakken zoals beslag in een cake, je kunt het er niet uithalen met behoud van de cake. Alle boeken staan in veelvoud online, alle websites ook.
‘The internet is the world’s largest copy machine. Copies flow freely through the network forever,’ schrijft Kelly. ‘Once a copy has touched the internet, it never leaves.’
Een metafoor is een kalmeringsmiddel. Vandaag zoek ik een dier. Schrijven is een uil in de winter die zijn verenkleed aanpast, winters worden minder wit.
Straks zal niemand iets bezitten, iedereen alles.
De vreugde van het schrijven, het vermogen om te bewaren, de wraak van de sterfelijke hand, schrijft de dichter. Ik noteer: van het kopiëren, ordenen, lezen.
Het grid van YouTube, de lijst van Google suggereren orde in de chaos. Iemand heeft op een dag een eerste homepage geupload. Het was eenzaam voor de website, en overzichtelijk.
‘Niks op YouTube, niks op Wikipedia, weinig op Google,’ zoiets zeg ik zelden.
Iemand heeft op een dag het eerste artikel op Wikipedia geredigeerd. Aangepast. Hij dacht, ik weet anders.
Je stelt google geen vraag. Je geeft je coördinaten op en krijgt binnen een milliseconde een startpunt van een route, alsof je een blinde boswandeling gaat maken waarvan je tevoren de duur niet kunt inschatten.
Wegwijzers verschijnen voor people who like to get lost.
‘The surprising thing of tagging is that it’s trivial. It’s trivial to implement.’ Het werkt verrassend goed. Tags zijn een bijzondere uitvinding. Je hebt geen mappenstructuur nodig. Je bent direct bij het binnenste Matroesjka-poppetje.
Als Bouvard en Pécuchet elkaar ontmoeten zwepen ze elkaar op: ze bezoeken bibliotheken, kassen, het Louvre, kleine winkeltjes vol curiositeiten, wonen lezingen bij. Hun honger naar kennis is onstilbaar. Ze documenteren alles. Hun horizon schuift elke dag op, hij verdwijnt aan de horizon.
Kennis roept nieuwe vragen op, of enkel emotie?
‘In the galleries of the Museum, they viewed the stuffed quadrupeds with amazement, the butterflies with delight, and the metals with indifference; the fossils made them dream; the conchological specimens bored them. And the more ideas they had, the more they suffered.’ Ze lijden niet aan horror vacui maar aan zucht naar compleetheid, alomvattendheid.
‘At the Louvre they tried to get enthusiastic about Raphael.’
Het web is de som van alles wat je kan googlen. Op Wikipedia tref ik verhalen aan. Ted Nelson wanted to ‘save the world from stupidity’ – organize all the knowledge of humanity.
Related content is de wandelaar die opdoemt in de mist. Je spant je spieren, zet je schrap. Bij passeren monster je: is de blik goedaardig?
Een zin kopiëren is een gekke vorm van diefstal. Niets is weg, er verdwijnt niets, na toeëigening zijn er twee. Het web is een kopie die zichzelf kopieert, de kop van Medusa, de gift die blijft geven. Ik zou internet willen opruimen.
Het lukt me niet om het begin van de mensheid voor te stellen. De woestijn, of savanne, of een oerwoud, of een grot in een rots lukt, een plukje mensen wordt al moeilijker. Het vuur, the red flower, dat was er eerst. Ze zitten eromheen, bewonderen de bloem.
Het is mooi om een sprookje te beginnen met olifanten met hun lange snuiten.
Life only happens once.
Worlds are happening.
‘Jan Amos Comenius was so overwhelmed by the number of books that he wrote the Patterne of Universall Knowledge (1651), which proposed an ‘educational program’ that dictated that the unity of knowledge, once mastered by scholars, must be shared and hence simplified. This required an abbreviation of knowledge, some kind of ‘magnetic directory’ for people lost in a sea of books’ (Yeo, 2003, p.62).