Ik vind vandaag Artis, een uitgave van Artis, in het boekenkastje in de Druivenstraat, dat er sinds een paar maanden staat. Een donkergroene high school locker die klemt en waarvan de deur knarsend opengaat. Ik vrees dat ik de kast omtrek als ik die open en dat er dan spullen uitvallen, dit kastje is een verticaal kringloopwinkeltje met mokken, bekers, – ook voedsel, rijstwafels en cereals, die vaak oud zijn, maar wel eetbaar. Ik heb drie zware encyclopedieën in het kastje gestopt zodat op de bodem een zwaar contragewicht ligt.
Axolotls zijn goed in nietsdoen, hangen vaak tijdenlang te zweven in water of staan met hun poten op de bodem. Een axolotl komt pas uit zijn inerte toestand als er wat te eten is, dat moet wel een bewegende prooi zijn, bijvoorbeeld een kringelende worm, niet bewegend voedsel laat hij links liggen. Dan opent hij zijn bek en slokt de prooi razendsnel op. Als een axolotl te weinig voedsel krijgt gaat hij een soortgenoot te lijf door een stuk uit een poot of kieuw te happen. Een axolotlpoot of -kieuw groeit in een maand tijd weer aan, een axolotl is in staat om stamcellen te mobiliseren die botweefsel, bloedvaten en spieren gaan vormen. De mens doet dat niet, die bedekt een wond door huidweefsel. Hij plakt een pleister, beetje zoals ik gaten en verwondingen in huis repareer. Geen vorm die de dood weghoudt.