Wat is een boek dat beklijft, en hoe schrijf je er een? Nog meer vogels van Koos van Zomeren is het prototype dat ik voor me zie als ik ‘boek’ denk. Iemand schrijft een leven lang over vogels, bestudeert ze, vangt ze op papier, vogels vliegen door romans, verhalen, alinea’s – strijken neer, sterven, vliegen verder.
Dat allemaal verzameld vormt één boek.
De wijsheid die een onderwerp uit iemand perst. Je kan eksters nou eenmaal moeilijk blijven omschrijven als ‘vogels die geen mens uit elkaar kan houden’. Dat besef maakt schrijven lastig. Schrijven stelt eisen aan je, dwingt tot leren, afschudden van onwetendheid. Je weet te veel van te weinig.
In 1985, De witte prins: In de bosrand schetterde een ekster. Langs de straat hupte een andere in het gras. Toen er een auto passeerde vlogen ze beide weg en er was geen mens die ze uit elkaar kon houden.
In 1987, Sterk water: In de boom zaten twee staartvogels. Later zou ik ze hebben herkend als eksters, maar daar had ik toen nog geen weet van […] Mijn eerste biologische opgave: het onderscheiden van eksters als afzonderlijke individuën.
in 1999, Drie voorwoorden: Het is goed te beseffen dat ‘vogels’ een verzamelnaam is voor talloze afzonderlijke dieren, elk met zijn eigen verwachtingen en beperkingen, elk dier zijn eigen ik, elk individu uniek, elk leven een onherhaalbaar experiment.
Je voelt in dit boek dat vogels belangrijk zijn, maar ook altijd iets van taal, een manier om te schrijven, te denken, de blik te richten. Schrijven is even belangrijk. Een roofvogel rooft niet. Staartvogels (in plaats van eksters) hebben een staart die lijkt op een onhandig aangegespt zwaard waarover ze elk moment kunnen struikelen. We zijn niet alleen op aarde om alles te zien, maar ook om door het geziene taal met verse ogen te zien, eksters staartvogels te noemen, een slechtvalk een dwaalvalk.
Alle vogels (2017), Nog meer vogels (2018), Koos van Zomeren