Now it is morning again, the 25th of October,
In a white fog the cars have yellow lights;
The chill creeps up the wrists, the sun is sallow,
The silent hours grow down like stalactites.
And reading Plato talking about his Forms
To damn the artist touting round his mirror,
I am glad that I have been left the third best bed
And live in a world of error.
His world of capital initials, of transcendent
Ideas is too bleak;
For me there remain to all intents and purposes
Seven days in the week
And no one Tuesday is another and you destroy it
If you subtract the difference and relate
It merely to the Form of Tuesday. This is Tuesday
The 25th of October, 1958.
Aristotle was better who watched the insect breed,
The natural world develop,
Stressing the function, scrapping the Form in Itself,
Taking the horse from the shelf and letting it gallop.
Education gives us too many labels
And clichés, cuts too many Gordian knots;
Trains us to keep the roads nor reconnoitre
Any of the beauty-spots or danger-spots.
Not that I would rather be a peasant; the Happy Peasant
Like the Noble Savage is a myth;
I do not envy the self-possession of an elm-tree
Nor the aplomb of a granite monolith.
All that I would like to be is human, having a share
In a civilised, articulate and well-adjusted
Community where the mind is given its due
But the body is not distrusted.
[Dagboek/gedicht van Louis MacNeice, geschreven in 1938. De volledige tekst staat op archive.org. Ik lees een oranje boek, keer terug naar een oude minnaar, ruik aan het papier en kijk naar de lucht, de zon kleurt vandaag alles grijs. The body is not to be distrusted, intussen klikt en klikt en klikt het brein en leest in het nieuws van de dag dat de man tegen het absurde en miljarden verslindende klimaatbeleid is. Je hebt kortzichtige meningen te slikken. Je krijgt rechte komkommers in plastic, geen kromme. Mensen die macht willen hebben niet genoeg aan het lezen van een boek. Het is oorlog. Het gaat oorlog worden. Het gaat altijd oorlog worden. Het wordt altijd oorlog. And one read black where the other read white, his hope / The other man’s damnation. Vanochtend sprong een jong katje op tegen mijn been, speels, vol leven, op de dijk huppelde het een stukje achter me aan voor het onder een aanhanger verdween op zoek naar iets anders. Ik droom van een kitten in huis die gaten in de gordijnen trekt, en tijdens het eten van brokjes omvalt, in slaap, door de zon.]