In Japan is het Donuthoofd een rage. Jongeren spuiten een zoutoplossing van 400 cc in hun voorhoofd. Vervolgens duwen ze hun duim in de bobbel zodat het een donut lijkt. De uitstulping verdwijnt vanzelf.
DNA-onderzoek heeft uitgewezen dat het lijk voor de kust van Brazilië pater Antonio is. Hij was opgestegen aan feestballonnen in de havenstad Paranagua om geld in te zamelen voor een weeshuis.
Vrouw schenkt thee in, springt daarna uit raam, theepot nog in de hand. – Coco Schrijber, Catfight
We leven voor de beloning van de jacht, zegt de man wiens boek ik heb dichtgeklapt voor een film. Ik kwam op de film toen ik zocht wie de derde prijs heeft gewonnen van de Jan Hanlo Essayprijs Klein. Ze heeft een film gemaakt.
Don’t you think we’re bored without knowing it? vraagt een stem in de film na veertig minuten.
De film begint met een meisje dat op een maandagochtend mensen doodde om de dag wat levendiger te maken, zwenkt dan naar een andere maandagochtend, naar een ander meisje, dat een uniform aantrekt, een wit mutsje opzet, aardbeien op een taart glazuurt. Soms zit ze in een doodse kantine.
Lichte onrust demp ik zonder moeite. Iemand heeft Bloody Mondays and Strawberry Pies (2008) op youtube gezet, de film draait 24 uur per dag, zeven dagen in de week, in de bioscoop van mijn slaapkamer, onder de warmte van dekens.
De film is poëzie, praat in beelden.
Don’t you think we’re bored without knowing it?
Ze stelt de vraag aan beurshandelaren, die in hun eerste jaren 500 telefoontjes per dag plegen, waarvan één of twee succesvol, aan een man die honderd jaar is en nog steeds elke dag naar kantoor lijkt te gaan. Ik schrijf lijkt te gaan want de film doet daar geen uitspraak over.
We zijn hooked als een middel pijn verlicht, als we ernaar grijpen zonder denken.
De film krijgt 7.4 op imdb.
Het is een prachtige film omdat hij niks uitlegt. De vraag is welke pijn hij verlicht.
[9/10. Is life wasted on the living? The early sequences of Bloody Mondays and Strawberry Pies, directed by Dutch filmmaker Coco Schrijber, present a striking series of shots: an endless desert landscape, a young girl wandering through a maze of gray obelisks, news footage of a school shooting. Above all this is John Malkovich’s sparse, cryptic narration drawn from passages of Dostoyevksy’s Notes from Underground and Brett Easton Ellison’s 1991 novel, American Psycho.
American television audiences–thumbs ever hovering over the remote control–are never allowed to be confused long enough to get used to it, so some viewers will chafe early on at Schrijber’s willingness to put off telling us what these images mean, but the camera work is lyrical and compelling, and soon enough those opening scenes–and the title itself–begin to make sense. In the end, the film’s argument is fairly straightforward, stated in the opening scene: Greta Garbo’s wry observation that “life would be great if we only knew what to do with it.”
Bloody Mondays is both a subtle critique of the over-hurried lifestyle and a serene and fascinating meditation on the multiple ways humans experience time: Schrijber interviews harried Wall-Street brokers who make rapid-fire sales calls 60 hours a week then introduces an artist who spends his days painting an immense canvas he has filled with tiny numbers, from one to five million and counting. In another sequence a Moroccan camel driver reclines atop a sand dune, laughing about tourists who must always know what time it is, what day of the week. Later we see a jeweler’s hands caressing gem-encrusted $400,000 wristwatches, a 92 year-old former British spy struggling to recall the grandest time in her life and a young factory girl working numbly at a conveyor belt assembling strawberry pies, each rolling by like the days of her passing youth.
Through these intertwined stories, Bloody Mondays and Strawberry Pies takes a cohesive shape, ultimately rewarding viewers with a wholly original film-going experience and asking the profound and unsettling questions that all great art strives to ask.]