Het wordt langzaam donker. Er gebeurt meer, maar vooral dat. Het eerste uur heb je dat niet door omdat de aandacht wordt getrokken door bewegende lichamen, zoals wel vaker bij dans. Vijf mannen, drie vrouwen lopen, reiken, versnellen, vertragen, stappen uit, keren om. Ze vlijen zich in elkaars nek. Zijgen neer op de grond. Soms als kluwen, vaker alleen. Ze kijken naar elkaar, zoals mensen doen. Na ruim anderhalf uur is het op een zweem na donker, op ademhaling na stil (er was middeleeuwse muziek van vedel, zang en fluit). In de verte ijlt een naakt lichaam. Tot de technicus ook de laatste lichtbak uitdraait. Die langzame schemering – teder voor het oog – is het wonder van de voorstelling. Kunst gaat over kluistering, en over zachtjes kijken. – Rosas, Stadsschouwburg Amsterdam