Dit gaan we winnen, dachten de dierenactivisten. Sinds de gemeente had aangekondigd alle duiven van de stad te zullen doden, bleven de woedende berichten binnenstromen. Activisten eisten een referendum om het wrede plan te stoppen.

Duivenpoep was de winkeliers van het Duitse stadje Limburg an der Lahn al tijden een doorn in het oog. De gemeente zocht naar een oplossing toen er een valkenier opdook met een volgens hem onfeilbaar idee. Hij beweerde alle zevenhonderd duiven die de stad telt met zijn valk naar een afgesloten ruimte te kunnen verjagen om ze daar vervolgens een voor een de nek om te draaien.

De gemeenteraad ging akkoord met het plan, maar al snel realiseerden de raadsleden zich dat ze een gevoelige snaar hadden geraakt. Want buiten stond een groep van tachtig mensen te wachten die ze ‘moordenaars’ en ‘tuig’ toeschreeuwde. De valkenier kreeg zelfs doodsbedreigingen in zijn brievenbus en in korte tijd waren er genoeg handtekeningen verzameld om een referendum te houden. Op dezelfde dag dat Europa de samenstelling van zijn parlement koos, mochten de inwoners van Limburg an der Lahn over het leven van zevenhonderd duiven beslissen. Maar de dierenactivisten hadden hun medeburgers verkeerd ingeschat. Een stille meerderheid bleek de afslachting te prefereren.

Het begon eigenlijk met Pola. In de eerste onzekere weken van de coronapandemie kwam een stadsduif met een wit vlekje op de kop elke ochtend even op mijn balkon zitten. Ze kreeg een naam en af en toe een handje rijst. Ik ontdekte dat ze me vanaf de straat beneden herkende, want als ik, en niet mijn huisgenoot, de planten water gaf, kwam ze meteen aanvliegen. Het duurde niet lang tot ik ruzie kreeg met de buren. De linkerbuur dreigde met de politie en de buurvrouw aan de rechterzijde liet scherpe pinnen plaatsen om Pola van haar balkon te weren. Twee plastic kraaien keken vanaf dat moment streng onze kant op.

Sindsdien loop ik me af te vragen wat duivenhaat motiveert. Weinig dieren delen zo’n hechte geschiedenis met de mens en hebben zo’n belangrijke plaats in de kunst en religie als deze vogel. Maar binnen enkele decennia lijkt de duif van het pantheon der dieren tot de categorie van ongedierte te zijn gedegradeerd.

Terwijl kranten vroeger winnende sportduiven of onverschrokken postduiven prezen, gaat het de afgelopen dertig jaar bijna uitsluitend over overlast. In een recent artikel in De Limburger lees ik dat in winkelcentra ‘agressieve duiven gesignaleerd zijn die ondernemers en winkelend publiek terroriseren’. De Stentor kwalificeert poep en bedelend gedrag als ‘duiventerreur’. Afgelopen zomer werden bezoekers van een terras in Haarlem opgeschrikt door een man die uit het niets opstond en een duif die kruimels van de grond pikte met zijn blote handen onthoofde.

Volgens de tellingen zijn er steeds minder stadsduiven. De steden worden schoner, duiven zijn bijna nergens welkom en hun leven is over het algemeen kort en zwaar. Waarom dan de groeiende onverdraagzaamheid tegen dat dier dat nog niet zo lang geleden werd geliefd en vereerd? Wat is er veranderd in de relatie tussen mens en duif? En kan het nog goed komen tussen ons?

Waarschijnlijk landde de rotsduif, de Columba livia, al in de eerste neolithische nederzettingen. Hij werd met graan gelokt, en wat moeten die mensen blij zijn geweest toen ze zagen dat de duif bleef hangen. Maar nog groter was hun verrassing toen ze ontdekten dat deze vogel nog veel meer kon zijn dan een voedingsbron.

Duivenpoep bleek namelijk een uitstekend middel om de grond vruchtbaar te maken en het gebruik ervan verspreidde zich samen met de kennis om gewassen te telen. Zijn wonderlijke richtingsgevoel maakte de duif later tot een handige postbezorger. Tienduizend jaar lang is deze vogel gefokt om de mens van vlees, mest, gezelschap en post te voorzien. De grijze duiven met een groen en paars glanzend nekje die we op straat zien, stammen af van deze gedomesticeerde rotsduiven, die tot diep in de twintigste eeuw volop werden gehouden.

De reden dat deze vogels op zoveel plekken te vinden zijn, is dat men ze overal mee naartoe heeft genomen. Want stadsduiven zijn geen avonturiers. Ze blijven het liefst dicht bij huis en koppels blijven een leven lang samen. Stadsduiven leven in kleine zwermen, ze worden geboren, groeien op en broeden binnen een gebied van slechts een paar kilometer.

Toch is deze vogel, van Reykjavik tot Mumbai en van Lima tot Seoel, het symbool geworden van een bruisend stadsleven. De meest kosmopolitische vogel is, paradoxaal genoeg, een honkvast dier dat ooit zijn lot verbond aan dat van de mens. Door handel, migratie en veroveringstochten breidde het leefgebied van de gedomesticeerde rotsduif zich uit van het oorspronkelijke Midden-Oosten naar alle windstreken. Door deze co-evolutie tussen mens en duif kreeg de vogel in uiteenlopende tradities de status van voornaam dier dat zelfs goddelijke krachten zou bezitten.

In de christelijke schilderkunst wordt de Heilige Geest afgebeeld als een duif, die in Genesis en de vier evangeliën verschijnt. Toen Pablo Picasso in 1949 de opdracht kreeg om de poster van het eerste Wereldvredecongres te illustreren, koos hij een lithografie van een witte duif op een dramatische zwarte achtergrond. De onschuld zelve, moet iedereen hebben gedacht, te midden van de ellende die we aanrichten. Russische, Amerikaanse en Duitse gedelegeerden waren unaniem enthousiast over de keuze en de duif groeide al snel uit tot hét vredessymbool.

In Operation Columba beschrijft de BBC-journalist Gordon Corera hoe een wanhopig idee een succesvol inlichtingenprogramma werd. Door de opmars van de Duitsers tijdens de Blitzkrieg werden de communicatiekanalen van de Britten met het continent verbroken en raakten hun informanten in Frankrijk, België en Nederland spoorloos. In de eerste maanden na zijn aantreden moest Winston Churchills oorlogskabinet gewichtige besluiten nemen op basis van verouderde inlichtingen. Zonder actuele kennis kon er geen effectieve verdediging worden gevoerd. Toen werd de duif ingeschakeld.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog dropten de Britten 16.554 duiven vanuit vliegtuigen in West-Europa. Elke duif zat in een korf met een kleine parachute en in de korf waren water, zaadjes, een vragenlijst, een potlood en papier aanwezig. ’s Ochtends vroeg vonden Franse, Belgische en Nederlandse boeren ze op hun akkers. Aan degenen die de duiven aantroffen, werd gevraagd de vragenlijst in te vullen en de vogel binnen twee dagen naar huis te laten vliegen, want alle informatie moest zo actueel mogelijk zijn. Zijn de Duitsers aangekomen? Zijn er wapenopslagen in de omgeving? Hoe is de moraal van de soldaten? Is er georganiseerd verzet?

Tot vreugde van de Britten begonnen een paar dagen na de eerste zending de postduiven binnen te druppelen in duivenhokken verspreid over heel Groot-Brittannië. De duivenmelkers mochten de brieven niet zelf openen, alle berichten werden direct per motor en auto naar Londen gebracht. Daar werden ze in de kantoren van de geheime dienst verzameld en naast elkaar gelegd om zo de bewegingen van de Duitsers in kaart te brengen.

Sommige berichten bleken cruciaal voor de Britse oorlogsstrategie. Zoals die van een paar vrienden uit het Vlaamse Lichtervelde die de kans aangrepen om zich als verzetsgroep te organiseren. Deze groep stuurde gedurende de hele oorlog gedetailleerde kaarten naar de Britten met informatie over de Duitse troepenbewegingen en doelwitten om te bombarderen. Dankzij de postduiven begonnen de geallieerden greep te krijgen op bezet Europa.

Maar ook de Duitsers waren zich bewust van het strategisch belang van duiven in oorlogstijd. Uit angst dat er Britse spionnen tussen de stadsduiven zouden kunnen zitten, richtten ze in Amsterdam een speciale eenheid op, de Duivenbrigade. Deze politieafdeling registreerde 32.709 duiven in de stad die voornamelijk op de balkons of op de zolders van duivenmelkers leefden, wat toen nog heel gebruikelijk was. Direct na de bezetting werd het verboden om de duiven uit de hokken te laten vliegen, en vanaf 1942 werd het beleid nog strenger: alle duiven moesten worden afgeslacht. De duivenpootjes moesten als bewijs bij de politie worden ingeleverd. Maar het lukte de Duitsers nooit de stad volledig duivenvrij te krijgen. Waarschijnlijk hielden duivenmelkers hun geliefde vogels in het geheim. In de jaren na de oorlog genoot de duif nog steeds hoog aanzien, en zijn rol in de bevrijding heeft mogelijk invloed gehad op de keuze van de duif als vredessymbool.

Van dat positieve imago is weinig meer over. Werden ze ooit gezien als nobele vogels, tegenwoordig zien veel mensen de duif vooral als een plaagdier dat overlast veroorzaakt. In steeds meer steden geldt een voerverbod en sinds decennia is de aanpak van veel gemeentes het laten vergassen van hele groepen duiven. ‘Vliegende ratten! Duiven zijn vliegende ratten!’ schreeuwt Woody Allen in Stardust Memories (1980) om vervolgens de duif met een brandblusser aan te vallen. De uitdrukking bleef hangen.

‘Vliegende ratten?’ ‘Ja, sommige mensen noemen duiven vliegende ratten’, herhaal ik. ‘Nooit van gehoord. Het zal iemand zijn die nooit een duif heeft gezien’, zegt Henk van de Broek, met een lege korf in de hand, terwijl we even buiten bij postduivenvereniging Ons Genoegen in Spakenburg staan te praten. Hoewel postduiven ingehaald zijn door andere communicatiemiddelen, leeft duivensport nog steeds volop in Nederland.

In de zomer fietsen of rijden de duivenliefhebbers van Spakenburg elke vrijdagavond met hun vogels naar de vereniging. Onder het genot van koffie en stroopwafels laden ze de duiven in de reiskorven en praten over de wedstrijd en weersverwachting van morgen. Dit weekend wordt er vanuit twee plekken gevlogen: Breda, voor de jonge duiven, en Noord-Frankrijk, voor de meer ervaren vogels. Doffers en duivinnen vliegen naast elkaar, want in deze sport zijn mannetjes en vrouwtjes even snel. Het zijn allemaal, zoals meerdere mensen vanavond herhalen, topsporters.

Morgenochtend worden de duiven losgelaten en, zelfs met tegenwind, zullen ze allemaal binnen een paar uur terug zijn in hun hok. Dat hoopt iedereen tenminste, want er verdwaalt er weleens een. De afgelopen jaren gebeurt dat vaker, wordt mij verteld, vooral met de jonge duiven. ‘Het kan aan de straling liggen’, oppert een liefhebber.

Het blijft een mysterie voor de wetenschap hoe duiven de weg naar huis vinden. Vivian Goerlich, bioloog aan de Universiteit Utrecht die onderzoek doet naar stadsduiven, noemt enkele eigenschappen die hun richtingsgevoel kunnen verklaren: duiven kunnen geuren goed herkennen, ze zijn gevoelig voor het magnetisme van de aarde, ze kunnen geweldig goed zien en het blijkt dat ze zelfs snelwegen en rivieren als referentie gebruiken. ‘Maar hoe een duif, die in een korf in het donker naar Spanje wordt gereden, daar eenmaal losgelaten precies de weg naar huis vindt, is ook voor mij een raadsel.’

Henk van de Broek kreeg zijn eerste duif toen hij zeven was. Eigenlijk kreeg hij die niet, maar adopteerde hij een duif van de straat in Nieuw-Zeeland, waar hij woonde. ‘In Nieuw-Zeeland, ja, daar zijn dezelfde duiven als hier.’ Nu is hij 76 en houdt hij nog steeds een klein hok met twintig duiven in zijn achtertuin. Vroeger had hij er meer, maar vier jaar geleden kreeg hij een beroerte en lag hij zeven dagen in coma. Gelukkig kon een vriend uit Soest die week voor zijn ‘duffies’ zorgen, want deze sport vergt dagelijkse toewijding. Sindsdien heeft hij genoeg werk aan een kleiner hok.

‘Het is altijd spannend om ze te laten gaan’, zegt Van de Broek. ‘Maar het gevoel wanneer je je duif in de lucht ziet aankomen, dat is zo prettig. Ik zit op zaterdag in de tuin en kijk naar boven, en als ik een stipje in de verte zie, herken ik meteen mijn duif.’ Henks duiven zijn lange-afstandsduiven, vertelt hij, ze hebben zelfs vanuit Barcelona gevlogen, twaalfhonderd kilometer ver. En hij heeft races gewonnen. Maar hoewel dat een grote eer is, gaat het hem vooral om iets anders. ‘Het is natuurlijk leuk om te winnen, maar het belangrijkste is dat ze terugkomen. Dan kunnen de duffies in het hok bijkomen. Ik geef ze dan water met honing.’

‘Mensen en duiven hebben een heel bijzondere band’, zegt G.C. Heemskerk aan de keukentafel in haar studio, terwijl een jonge duif op het balkon aarzelt om zijn eerste vlucht te nemen. ‘Als je goed kijkt, zie je dat mensen en duiven goed kunnen communiceren en dat is ontstaan door eeuwen co-evolutie.’ Zij en Shani Leseman zijn bezig met een kunstproject over stadsduiven en daarvoor verzamelen ze representaties van duiven in de populaire cultuur en observeren de omgang van stedelingen met deze vogels. Als ze duiven ontmoeten, maken ze ook schilderijen van ze.

En ze ontmoeten er veel. Want elke dag bezoeken ze de groepjes duiven die in de binnenstad van Den Haag leven. Ze voeren ze met zaden, besteden tijd met ze en letten op hun gezondheid, met name van hun pootjes, waar veel stadsduiven last van hebben. Tijdens hun rondjes door de stad vinden ze ook regelmatig geringde sportduiven. Ze bellen altijd de eigenaars, maar vaak weigeren die de duiven terug te nemen omdat ze niet meer geschikt zouden zijn voor wedstrijden. Er moet dan een nieuwe woonplek voor ze gevonden worden omdat deze verdwaalde sportduiven niet gewend zijn aan het stadsleven.

‘De lichte met twee streepjes’, ‘de geschaakte met een wit vlekje’, ‘die donkere’. Als Heemskerk en Leseman zien dat een van hun bekende duiven moeilijk begint te lopen, helpen ze elkaar hem te herkennen en grijpen ze direct in. Het is een triest maar bekend beeld: hinkende duiven, mank aan hun teentjes en met soms alleen nog een stomp om op te staan. De oorzaak is geen ziekte, maar mensenhaar of textieldraadjes die zich om hun pootjes wikkelen. Draadvoet wordt deze aandoening genoemd. Als de duif niet op tijd van het haar of draadje wordt bevrijd, kan de teen afsterven. Het proces is een ware kwelling.

Maar gelukkig is de behandeling van draadvoet in een vroeg stadium heel simpel. Zodra de duif gelokt is met zaadjes, pakken Leseman en Heemskerk hem met beide handen op en leggen ze hem op een theedoekje. Vervolgens knippen ze de draden weg met een tornmesje, maken ze het wondje schoon, en daar gaat de geschrokken duif weer, vliegend naar de hoogste richel van het plein.

Op een bankje bij de Haagse Grote Kerk laat Heemskerk me een doorzichtig zakje zien. De buit van de afgelopen rondes: vieze blonde en donkere haren verwikkeld in groen plasticdraad. ‘Wanneer je mensen vertelt dat duiven gedomesticeerde dieren zijn en dat hun gezondheidsproblemen door vuilnis, mensenhaar en slechte voeding komen, gaan ze meestal anders naar ze kijken. Duiven zijn in feite afgedankte huisdieren. Mensen willen zich gewoon niet meer aan hun deel van de afspraak houden’, zegt ze.

Op een treinstation valt het kwartje. Ik kijk naar de scherpe pinnen die overal zijn geplaatst waar een vogel zou kunnen zitten: op de balken boven het perron, op de uithangborden en zelfs op de klok. Maar er zijn ook andere pinnen, aanzienlijk groter en op lagere plaatsen. Niet alleen duiven worden uit het station geweerd, maar ook mensen, met name diegenen die net als duiven geen huis hebben. Het zijn niet de duiven die na millennia van gelukkig samenleven minder mooi en intelligent zijn geworden, misschien is het hun zwerversbestaan dat we zo ongemakkelijk vinden. Kunstmest, kippenvlees, telefoon en internet hebben de gedomesticeerde rotsduif nutteloos gemaakt en de duiven die niet als sier- of sportvogel vertroeteld worden, moeten in een harde omgeving zien te overleven.

Op het moment dat de duif geen functie meer kon vervullen, veranderde de perceptie ook radicaal. Na Heilige Geest, trouwe minnaar en symbool van de vrede, lijkt de duif ergens in de laatste decennia van de twintigste eeuw te zijn veranderd in de belichaming van onbekende en oncontroleerbare elementen in de wereldstad. De vogel die de mens overal mee naartoe had genomen en wiens schoonheid en zedelijkheid in schilderijen en poëzie alom werd geprezen, verwerd tot ballast en mensen begonnen die te verwarren met wat ze niet aanstond in het stedelijk leven. De duif werd, kortom, een vreemde.

‘Wat mensen eigenlijk haten, zijn zwerfdieren’, schrijft Billie Savage, die met haar stichting Stadsduivenhulp duiven met draadvoet behandelt en voor een eerlijk duivenbeleid strijdt, in een e-mail. ‘Ze zijn bang voor dieren die in hun ruimte binnendringen, die rondhangen bij afvalbakken en moeilijk te controleren zijn. Hier in Nederland zijn het duiven, terwijl het in Turkije honden zijn, maar de dynamiek is dezelfde. In feite kun je ook parallellen trekken met de manier waarop de maatschappij omgaat met dakloze mensen.’

In het Engels wordt er een onderscheid gemaakt tussen dove en pigeon: de ene is wit en hemels, terwijl de andere als een vulgaire straatvogel wordt gezien. Maar biologisch snijdt dit verschil geen hout en lijkt het vooral een manier om de goede van de slechte connotaties van de duif te scheiden en daarmee de vogel als symbool – Heilige Geest of vredesduif – van de verachte straatduif. Deze tegenstelling tussen het ideaal en het stigma maakt de duif immers onoplosbaar vreemd: enerzijds wordt hij ongrijpbaar, door er een zinnebeeld van te maken, anderzijds verschijnt hij als een indringer waarop de angsten van het stedelijk leven kunnen worden geprojecteerd. Zo ook het idee dat duiven allerlei ziektes met zich meedragen.

In 2021 hebben de NS de 36 stadsduiven die op Utrecht Centraal leefden de nek laten breken, omdat ze volgens het spoorbedrijf een risico voor de volksgezondheid zouden vormen. Maar duivenonderzoeker Goerlich spreekt het beeld van de ziekte dragende duif tegen: ‘Het komt niet echt voor dat een duif een ziekte op een mens overbrengt. Of althans, niet meer dan bij katten, honden of andere huisdieren. In al onze relaties met dieren zit een potentieel risico. Maar bij duiven gebeurt dit zelden.’ Volgens de bioloog heeft het ook geen zin om duiven te doden om de populatie te verkleinen. Het is bewezen dat na verloop van tijd het aantal weer op peil komt omdat er voor de overblijvende duiven meer voedsel beschikbaar is en ze zich sneller voortplanten.

Succesvolle experimenten met duiventillen in steden als Arnhem en Gouda laten zien dat er alternatieven bestaan. Met duiventillen neemt de overlast af terwijl de levenskwaliteit van duiven enorm toeneemt. In de tillen leven de vogels veilig, krijgen ze minder last van draadvoet en kunnen ze goed gevoed worden. Want veel van hun gezondheidsproblemen komen door slechte voeding. Brood en andere menselijke etensresten zijn als junkfood voor duiven: ze krijgen overgewicht, krijgen niet de juiste voedingsstoffen binnen en sterven eerder. Ze horen zaden te eten.

De populatie kan tegelijk effectief worden beheerst, omdat de duiven in de tillen nestelen en een deel van de eieren kan worden afgenomen. Duiven doen hun ontlasting ook gewoon in het hok waardoor ze veel minder overlast in de omgeving veroorzaken. Bovendien worden de tillen ontmoetingsplekken voor de mensen die graag tijd met de duiven willen besteden. Goerlich is in gesprek met verschillende gemeentes om ze tot deze alternatieve aanpak over te halen. Ze pleit ervoor dat stadsduiven als zwerfdieren worden erkend, waar een zorgplicht uit voortkomt.

Op een dag, aan het einde van de zomer, zag ik Pola vredig zitten op een van de plastic kraaien van de buurvrouw. Ze koerde terug toen ik begon te lachen. Het voelde als een kleine verzetsdaad en een geheim tussen ons. Maar toen het kouder werd en ik niet meer op het balkon kon zitten, kwam Pola steeds minder op bezoek en verloor ik haar uit het oog. Totdat ik haar op een druilerige dag op straat herkende, met haar witte vlekje op de kop, samen met een groepje duiven op het plantsoen. Ineens leek ze een gewone straatduif, inwisselbaar, zoals zoveel andere. Ik fietste door met een vreemd gevoel.

‘De enige manier om dieren te leren kennen, is in een persoonlijke relatie als individu’, zegt G.C. Heemskerk terwijl ze me de tekeningen laat zien die zij en Shani Leseman van Sjon hebben gemaakt, een duif met ontstoken draadvoet die ze niet op tijd konden behandelen en die overleed. ‘Fabels en andere verhalen, zelfs als ze positief zijn, leren ons hoe we naar een dier moeten kijken op basis van stereotypen. Dat creëert ook een afstand tot de echte dieren die we tegenkomen, omdat ze niet aan die idealen hoeven te voldoen. Het is hetzelfde bij mensen, want het is ook met behulp van stereotypen dat hele groepen worden gedehumaniseerd. De manier om dat te doorbreken is door te laten zien dat ze allemaal individuen met een eigen verhaal zijn. Individuen wekken sympathie op, terwijl groepen als een vormeloze dreiging kunnen worden gezien.’

In het Duitse Limburg an der Lahn heeft een stichting aangeboden tweehonderd duiven te adopteren. In de stad zijn ook initiatieven gestart om op privéterreinen duiventillen te bouwen waar de vogels kunnen leven en de confrontatie met de valkenier kunnen vermijden. Burgemeester Marius Hahn, van de SPD, houdt voet bij stuk en verdedigt de uitslag van het referendum: ‘Het is directe democratie, de burgers hebben hun wil uitgesproken.’ Maar dierenorganisaties uit heel Duitsland laten het er niet bij zitten. Ze hebben aangekondigd een rechtszaak tegen de gemeente te beginnen.

titel: van vredestichter tot plaagdier
stem: samuel witteveen
perspectief: ‘De stadsduif, duizenden jaren geliefd, vereerd en ingezet tot algemeen nut, wordt de laatste decennia nauwelijks nog getolereerd. Of erger: we draaien hem beleidsmatig de nek om. Wat is er veranderd in de relatie tussen mens en duif?.’
bron: de groene amsterdammer, nr. 40 (2.10.2024)
mopw: meerstemmige encyclopedie