Who wants to vanish into clarity or meaning? – Philip Guston in gesprek met David Sylvester

Aan het begin van zijn loopbaan, toen hij op een kunstacademie gipsen modellen moest naschilderen, wat hem tegenstond, gooide Philip Guston alle objecten op een hoop en schilderde die hoop.

Ik barst in lachen uit bij de gedachte aan dat schilderij.

Dat wil hij, volgens zijn notities:

September 28, 1972 – There is nothing to do now but paint my life; my dreams, surroundings, predicament, desperation, Musa – love, need. Keep destroying any attempt to paint pictures, or think about art. If someone bursts out laughing in front of my painting, that is exactly what I want and expect.

Philip Guston zal nog 8 jaar leven als hij dit schrijft.

Philip Guston schildert schoenen, blikken, klokken, stenen, behaarde benen. Hij schildert zichzelf met een Ku Klux Klan puntmuts (‘hood’ paintings). Hij schildert alsof hij alles opeet, door een vleesmolen haalt, uitbraakt.

Hij schildert vaak dingen op een hoop.

Soms wordt die hoop een soort bal.

The only true impulse is realism. Arty art screws you in the end; always be on guard against it!

Painting, Smoking, Eating (1973), in het bezit van het Stedelijk Museum Amsterdam, heb ik proberen na te schilderen. Guston, met een groot starend oog, ligt in zijn bedeiland, een bord met taartjes op zijn borst, ingekapseld, tegen een muur van schoenen. Het resultaat viel niet tegen, beter dan de backhand van Roger Federer die ik probeerde te slaan. Nadoen heeft iets kinderachtigs, opeten en uitspugen is natuurlijker. Je moet slachtoffer zien te worden van je eigen wetten.

The LawThe Laws of Art are generous laws. They are not definable because they are not fixed. These Laws are revealed to the Artist during creation and cannot be given to him. They are not knowable. A work cannot begin with these Laws as in a diagram. They can only be sensed as the work unfolds. When the forms and spaces move toward their destined positions, the artist is then permitted to become a victim of these Laws, the prepared and innocent accomplice for the completion of the work. His mind and spirit, his eyes, have matured and changed to a degree where knowing and not knowing become a single act. It is as if these Governing Laws of Art manifest themselves through him.

Ik lees I paint what I want to see, Philip Guston, Penguin Modern Classics.

Ik scheur het binnenwerk uit boeken, tot ik enkele pagina’s overhoud. Die bewaar ik, keurig in hun kaft. Met ruw textielband verstevig ik de smalle ruggen, de boeken uitgepuurd als gestalten van Giacometti.

Boeken en kunst geven de mogelijkheid om hardvochtig te zijn, onmenselijk.

Over de eerste doeken deed Guston maanden, jaren. De laatste maakte hij soms in één sessie, één doorwaakte nacht. Op een gegeven moment schildert hij ook klokken. Tijd raakt op. Tijd zit op de hielen. Als je dan de schilderijtjes kleiner maakt ben je die nog even te slim af.

Bij de allerlaatste schilderijen, als hij en zijn vrouw oud zijn, en samen in een zwart bed liggen, huil ik. Hartaanval, uitputting, beroerte.

Tekenen is denken, schilderen materie, weerstand, lichaam, vitaliteit, kleur, drama.

In het jaar dat hij sterft schildert hij een hoofd, weer met dat ene starende oog, dat eenzaam een helling op rolt, in een verlaten landschap, temidden van enkele brokstukken. Dat hoofd, vol wonden van het steeds naar beneden rollen en opnieuw beginnen, die existentiële kwelling is Gustons steen van Sisyphus.

En hij tekent een hoop, alles aangekoekt, een ingedeukte bol, in inkt.

[bij het lezen en kijken van I paint what I want to see (2022) en Guston (1986), Robert Storr].