De mier weet ook niets van epidemieën en van al die ziekten van ons. Je merkt het niet als hij dood is, zo gemakkelijk kan hij weer opstaan. [Adele M.] Fielde heeft wat dat betreft tamelijk wrede maar overtuigende proeven gedaan. Van de zeven mieren die zij acht dagen onder water had gezet, kwamen er vier weer tot leven. Andere mieren liet zij vasten, waarbij ze hun niets anders gaf dan een beetje water op een gesteriliseerde spons. Negen Formica subsericea hielden dat zeventig tot honderdzes dagen uit. Bij al die proefdieren werden toch maar drie gevallen van kannibalisme aangetroffen; en op de 20ste, 35ste, 62ste en 70ste vastendag slaagden nog enkele halfverhongerde mieren erin hun makkers wier toestand duidelijk hopeloos was een druppeltje honing aan te reiken. De mieren kunnen alleen niet goed tegen kou. Dood gaan ze er niet aan, maar ze vallen zo in slaap dat ze in een toestand van verstarring terechtkomen die economisch heel praktisch is en waarin ze rustig de terugkeer van de zon afwachten.
[…]
Hij wil naar de verzadigde, wonderbaarlijke wereld terugkeren wanneer er niemand meer sterft en de mensen hun oorlogen laten uitvechten door mieren, die erg humaan zijn.
titel: dodenboek, aantekeningen 1942
stem: elias canetti
perspectief: canetti die zichzelf als ‘doodsvijand’ typeerde, ondernam talrijke pogingen om de dood met zijn antropologische methode te omsingelen, centraal staat deze overtuiging: we leven naar de dood toe, en juist daarom mogen we hem niet accepteren
bron: het boek tegen de tijd (2014), vertaling: ria van hengel
mopw: meerstemmige encyclopedie