Welke mysterieuze karaktertrek is dat toch, die zich lange tijd verborgen houdt en dan ineens aan de oppervlakte treedt en de mens koers doet zetten naar nieuwe landen voor het oog, nieuwe domeinen voor de geest, plaatsen waarvan hij nimmer heeft gedroomd? Misschien is het net zoiets als de kracht van sporen die vredig onder het asfalt liggen tot ze op een dag een zachte, bolle paddestoel door het wegdek heendrukken. Tegenhouden lukt eenvoudig niet. – William Least Heat-Moon, Blauwe wegen

William Least Heat-Moon lijkt, als elke schrijver, op wat hij schrijft, een zachte, bolle paddestoel die zich door het asfalt drukt, geholpen door de sluimerende, slopende krachten van sleur, mislukking (baan kwijt), depressie (vrouw kwijt). Hij wil weg.

‘Als je er niet in slaagt iets van het leven te maken, kun je tenminste maken dat je wegkomt. Niet langer proberen het leven te omzeilen. Weg uit de sleur. De echte risico’s van het bestaan opzoeken. Het was een kwestie van waardigheid.’ (p. 9)

Het is een koude dag, 17 februari 1978, zo koud dat de bomen kapot vriezen als niet gauw een einde aan de kou komt, als het idee van een roadtrip in het hoofd van Least Heat-Moon postvat: 21.000 kilometer in 83 dagen, in een verbouwde bestelbus, een Ford Econoline (1975), waarvan ik een plaatje vind op het web, de deuren wijd open, een rechthoekig huis op wielen.

Least Heat-Moon is 38 jaar als hij besluit te gaan (‘een leeftijd die zijn eigen waanzin en nietigheid met zich meebrengt’). Oostwaarts, de lente achterna. Met de klok mee, omdat hij er niet over peinst tegen de klok in te bewegen, zoals hij er ook niet over peinst om een spin op het dashboard te doden. Dat brengt regen.

Op 20 maart vertrekt hij.

Hij begint in het midden, in Columbia, Missouri, rijdt naar de rand, en maakt dan een soort omtrekkende beweging door de Verenigde Staten, rijdend langs de randen, alsof hij een zoom legt in een broekspijp.

‘On March 20, 1978, with $26 in his wallet, $428 hidden under the dashboard of his green Ford Econoline van named Ghost Dancing, a small gray spider crawling the dash, and four gasoline-company credit cards Heat-Moon headed east.’

Waarom niet westwaarts?

‘I was following spring. I wanted to get to warm weather. The journey began after a bitterly cold winter when we set record lows all over the country.’ Het plan is om de lente te volgen, alsof hij geografisch en meteorologisch tikkertje speelt, tegen de tijd dat hij het noordwesten zou bereiken, zou het koude weer verdwenen zijn. ‘I didn’t want to sleep in a hot truck in Georgia or an icy one in Montana. […] No fellow with some Osage in him would go counterclockwise – clockwise is the sacred direction.’

Hij vermijdt steden op zijn tocht, rijdt zoveel mogelijk op secundaire wegen (blauw op kaarten in de oude Rand McNally wegenatlas). Hij zoekt een Amerika onaangetast door fastfoodketens en snelwegen, ‘plaatsen waar verandering geen afbraak betekende en waar tijd en mensen en daden één geheel vormden’.

Hij houdt van taal. Hij bezoekt kleine plaatsjes met de meest vreemde namen: Nameless, Tennessee; Whynot, Mississippi; Dime Box, Texas; Remote, Oregon; New Freedom, Pennsylvania; New Hope, Tennessee; Why, Arizona.

Hij neemt twee boeken mee, Whitmans Leaves of Grass and Neihardts Black Elk, wat me doet denken aan A Love Song (2022), een film over een oude vrouw, Faye, in het lege Amerikaanse landschap, die dagen (maanden?) bij een meertje bivakkeert, wachtend, haar enige gezelschap twee boeken, eentje over vogels (voor overdag), en eentje over sterrenconstellaties (voor ‘s nachts). Maar Least-Moon is docent Engels en behalve een man van observatie, een man van actie en ambitie.

Spullen die hij meeneemt:

1 sleeping bag and blanket; 1 Coleman cooler (empty but for a can of chopped liver a friend had given me so there would always be something to eat); 1 Rubbermaid basin and a plastic gallon jug (the sink); 1 Sears, Roebuck portable toilet; 1 Optimus 8R white gas cook stove (hardly bigger than a can of beans); 1 knapsack of utensils, a pot, a skillet; 1 U.S. Navy seabag of clothes; 1 tool kit; 1 satchel of notebooks, pens, road atlas, and a microcassette recorder; 2 Nikon F2 35mm cameras and five lenses; 2 vade mecums: Whitman’s Leaves of Grass and Neihardt’s Black Elk Speaks.

Terwijl ik dit schrijf stopt een spierwitte Ford Transit op de dijk voor mijn deur. Een man stapt uit, met een pakje, geseald. PrairyErth, Heat-Moons tweede boek. De machines maken zich zorgen, niet ik, willen dat ik dit boek ophaal bij een pickup-point, waarnaar ik zelf toefiets.

«