Maurits Escher ligt op de Nieuwe algemene begraafplaats in Baarn begraven onder zijn eigen prent, Bevrijding (1955). Zou hij de afdekplaat op zijn graf zelf gekozen hebben? Zwarte en witte driehoeken in het platte vlak transformeren tot ruimtelijke vogels die wegvliegen bij zijn hoofdeinde.
’vlieg ik / over Holland / zie ik / Mondriaan / liggen tussen / sloten, kanalen / en heggen ligt hij / rustig / in zijn eigen schilderij’ – Bert Schierbeek
Waar Schierbeek Mondriaan ziet liggen in het landschap, zie ik Escher. Dag en nacht (1938) is één van zijn bekendste werken. Zwarte en witte vogels vliegen elkaar boven een Hollands polderlandschap tegemoet, passeren en doorkruisen elkaar, vliegen de dag en de nacht in. Men vond de prent aanvankelijk ‘eigenaardig’. Wat gebeurt op Dag en Nacht, wat maakt het eigenaardig?
In Dag en nacht ontdekt Escher de vlakverdeling waaraan hij naar eigen zeggen verslaafd zal raken. Hij noemt het een tic, het vullen van elke millimeter, het naadloos tegen elkaar plaatsen van vormen, het betekenis proberen te geven aan het hele oppervlak. Geen plek wordt leeg gelaten, niks blijft onaangeraakt. Zo verkavelt Escher het hele landschap.
Dit is Nederland. Niet de polder, niet de vogels, – het naadloos tegen elkaar plaatsen van vormen, het betekenis geven aan het hele opppervlak.
Elke zwarte vogel vormt de achtergrond van een witte en omgekeerd. Maar je ziet beide vogels nooit tegelijk scherp. Het brein heeft geen keus, het moet een keuze maken. Zodra het focust op de ene (en die tot voorgrond verheft) springt de andere naar achter.
Wat een afbeelding van een polderlandschap lijkt, blijkt een innerlijk beeld, een denk-beeld. Een poëtica, een visie. Dag en Nacht werd één van Eschers bestverkopende prenten: in totaal drukte hij er ruim 650 af.