‘It must have been late 1941 or early 1942. Jews were required to wear the Star of David and to obey a 6 p.m. curfew. I had gone to play with a Christian friend and had stayed too late. I turned my brown sweater inside out to walk the few blocks home. As I was walking down an empty street, I saw a German soldier approaching. He was wearing the black uniform that I had been told to fear more than others – the one worn by specially recruited SS soldiers. As I came closer to him, trying to walk fast, I noticed that he was looking at me intently. Then he beckoned me over, picked me up, and hugged me. I was terrified that he would notice the star inside my sweater. He was speaking to me with great emotion, in German. When he put me down, he opened his wallet, showed me a picture of a boy, and gave me some money. I went home more certain than ever that my mother was right: people were endlessly complicated and interesting.’
Kahnemans herinnerende zelf, dat graag verhalen vertelt, vertelt een anekdote over hoe hij op jonge leeftijd ge¨interesseerd raakte in psychologie. Zijn werk lijkt één grote poging om zijn jeugdige zelf – een kind dat grote angst ervoer en met schrik vrijkwam – te begrijpen.
Het frustrerende van schrijven bestaat eruit dat je steeds iets beweert, zoals over Kahneman, anders komen er geen zinnen op papier, maar dat je veroordeelt bent tot hetzelfde brein dat hij zo grondig heeft onderzocht. Het verzint achteraf verklaringen.
Ik kan er zo honderd verzinnen, schrijf er eentje op. Aha! die heftige emotionele ervaring van kleine Kahneman – enge man doet superaardig – plant zaadje voor zijn toekomstige zelf. Of wacht, hij zegt ‘my mother was right’, zijn werk is één grote poging het gelijk van zijn moeder te bewijzen.
Ik satisfice, zou Herbert Simon zeggen. Geen enkele verklaring zal toereikend zijn, elke zin voorlopig. Je doet steeds een gok. Je schrijft gokkend. Je hebt niet alle informatie. Je weet niet welke informatie te vertrouwen. Je kijkt hoe het uitpakt.
In het leven doe je het ermee, maar bij het schrijven gebeurt iets raars omdat je wel degelijk in kan grijpen. Je kan de toekomst veranderen, ‘dat wat gebeurd is’ ongedaan maken. Die almacht is minder bevredigend dan het lijkt. Je eindigt met blanco pagina’s.
Er zit geen einde aan opnieuw beginnen. Je moet echt een brein hebben om dat te doen en te kunnen. Your Brain Is Not For Thinking, waarschuwt Lisa Feldman Barret. Niet voor schrijven! Me verdiepend in het brein steven ik af op een schipbreuk. Onomkeerbaarheid is een zegen.
Dit stopt omdat het vandaag is.