Waarom lees ik zelden korte verhalen, behalve die van Eduardo Galeano, die ik prachtig vind. Ik ben geboren voor het korte verhaal. Ik houd van kort, superkort, kortst. Maar nee. Na het lezen van George Saunders, die in Een duik in een vijver in de regen drie korte verhalen van Anton Tsjechov bespreekt, begrijp ik mijn weerstand tegen het korte verhaal beter.
George Saunders over Hartje,
‘We krijgen niets van dat dagelijkse, louter boekhoudkundige volgen van de kalender. Waarom niet? Omdat die dagen er niet toe doen. Ze zijn niet van belang of betekenis. Wie zegt dat? Dat zegt het verhaal. Door die dagen over te slaan vertelt het verhaal ons dat er op die dagen niets van belang gebeurde en dat het van plan is ons nu iets voor te zetten wat het van belang acht, namelijk relevant voor zijn doeleinden. Het gedurfde van deze sprong leert ons iets belangrijks over het korte verhaal: het is geen documentaire of een strikt boekhoudkundig rapport van het verstrijken van de tijd of een eerlijke poging het leven te laten zien zoals het geleefd wordt; het is een radicaal vormgegeven en (in vergelijking met die vervelende echte wereld) zelfs enigszins cartoonesk machientje dat ons meesleept vanwege de extreme besluitvaardigheid die het uitstraalt.’
Op de fiets. Zeven uur ‘s ochtends. Vijf konijnen in de diepte (ik sta stil op de dijk, in de diepte ligt een huis), drie konijnen halverwege de helling, buiten het hek dat om het huis in de diepte is aangelegd. Veel vogels, ze zitten op de weg, en op het sportveld bij de middenstip. Veel mensen die honden uitlaten, minstens tien. Eén man masseert zijn slapen, hij zit op een steiger, zijn voeten bungelen, uit een onzichtbare radio klinkt jazzmuziek. Twaalf plastic flesjes in twee uitpuilende, overstromende vuilnisbakken. Een rode bouwhelm. Een werkhandschoen. Een gevarendriehoek. Niet bij elkaar, op verschillende plekken. Een map met informatie over permacultuur met witte tussenbladen. Een notitieboekje met plaatjes van poezen, onbeschreven. Acht boeken, waaronder de biografie van Steve Jobs. Een wc-rol, droog, hoewel de dauw voelbaar is. Ik voel de herfst arriveren, al doet de zon anders vermoeden.
De boekhoudkunde van alledag. Het leven zoals het geleefd wordt.
[Na twee korte verhalen van Tsjechov, Op de kar en Hartje, begrijp ik de aantrekkingskracht iets beter. Het zijn moedeloos makende verhalen, de levens zijn al geleefd, voorbij, zo voel je. Het is alsof Tsjechov kikkers in een pan met water heeft gestopt. Je weet, de kikkers springen er niet uit voorbij kookpunt. Daardoor voel je een onbewuste afkeer voor de schrijver, want die doet dit ze aan. Documentaire lijkt eerlijker: het leven doet iemand dit aan, niet een manipulatief brein. Dit slaat natuurlijk nergens op, toch werkt het zo in mijn geest. Liever getuige dan beul. Waarom zink ik als lezer niet in zak en as bij de verhalen van Tsjechov? Omdat de ellende zo specifiek is kan ik er afstand van nemen. Dit specifieke lijden gaat aan mijn deur voorbij. Dit ben ik niet. Dit is Rusland. Oekraïne. Daar zorgt mijn ratio voor. Terwijl ik natuurlijk Marja en Olenka ben, dat heeft Tsjechov goed gezien.]