Ik wandelde over het Perenpad, een donkere laan met hoge bomen. In het struikgewas zat een witte kat met een typische kleurtekening op de vacht, een klein zwart snorretje. Op de kaft van Art Spiegelmans Maus prijkt net zo’n witte Hitler-kat, dacht ik.
Ik probeerde te zien wat de kat zag, maar de kat staarde nu naar mij. Ik wendde mijn blik af waardoor mijn oog op een plastic flesje viel dat ik opraapte.
Verderop dreven vijf zwanen in het water, twee witte en drie bruine. Eén zwaan dreef in mijn richting, één poot met zwemvlies lag opgevouwen op zijn rug, alsof hij kajakte met een geknakte peddel.
Ik verwachtte dat hij daardoor rondjes zou draaien maar dat was niet zo. Ontspannen en nonchalant dreef hij gewoon rechtdoor. Terwijl ik hem nakeek zag ik in het gras een plastic flesje.
Even later kwam ik terecht in de Mandarijnenstraat, een straat met veel beton en steen. Aan de voorkant van de huizen staan kleine tuinhuisjes tegen elkaar gepropt. Klein omdat de voortuintjes klein zijn, binnen een paar stappen ben je bij de voordeur.
Eén van de tuinhuisjes bleek onverwacht een exporuimte. Er stond een lamp van vilt achter het raam. Het huisje zelf is het kunstwerk, dacht ik. Twee huizen verderop hing ondersteboven uit een slaapkamerraam de Nederlandse vlag, als een laken dat hing te luchten.
Ik houd van de vleermuis die zijn regenboogkleuren verloren is en uit schaamte voor zijn kale lijf ‘s nachts vliegt, minder van de pauw die opzichtig ruimte inneemt met zijn kleurige staart. Misschien een kwestie van proportie, een kleurig vlindertje is heel feestelijk.