Jean-Dominique Bauby hield van lezen, lekker eten, dure auto’s en mooie vrouwen.
Hij schreef een memoir.
Hij werd 44 jaar.
Tijd is een gek iets, de elasticiteit ervan. Op een dag heb je – zoals Bauby na zijn beroerte – ineens allerlei uren in een dag zitten die er tevoren niet waren en die je door moet zien te komen, terwijl op hetzelfde moment vanaf die dag de maanden voorbijflitsen, en je nog maar een dik jaar te leven hebt.
Echt gebeurd is geen excuus, zei een schrijver ooit, maar ik vraag me af of Bauby zonder zijn noodlot überhaupt een boek geschreven zou hebben. De beroerte is de noodrem die zijn leven acuut stopzette om het te kunnen doen. De mogelijkheid van het boek lijkt een van de weinige dingen om voor te leven.
Het is een wonder dat Bauby’s boek vederlicht blijft – zijn geest fladdert als de vlinder uit de titel overal heen, naar de geur van worst, boenwas (zijn allerlaatste herinnering van zijn normale leven), de vette walm van friet, aan het eind van een wandeling in een rolstoel.
Dit had makkelijk het Boek van Job kunnen worden.
Alles wordt Bauby afgenomen. Zijn leven als hoofdredacteur van de Franse Elle. Zijn dure auto met leren bekleding. Met champagne overgoten lunches, hotels, modellen, fotoshoots met Lenny Kravitz, deadlines, HongKong, Venetië. De harde muziek, roadtrips, gokken bij de paardenraces, tripjes naar het strand en platteland. Zijn ex-vrouw. Zijn vader. Zijn kinderen (die wel hun best doen maar Bauby ziet hun meewarige en angstige blik). Zijn geliefde.
Julian Schnabel verfilmde het voorbij leven van Bauby in al zijn glamour. Al zitten er in de film ook genoeg gruwelscenes in in het nu, zoals het dichtnaaien van het ooglid van Bauby’s rechteroog, om ontsteking te voorkomen.
Echt gebeurd is geen excuus. In het boek wil Bauby niet dood, in de film wel, in een uiterst trage scene waarin hij letter voor letter dicteert: ‘ik wil dood’. Schriptschrijver in een interview: “I don’t believe in research. You have to tell a story in a movie. Sometimes the facts disturb all that. I was asked to adapt, and that was what I decided to do.” In het boek heeft Bauby geen drie kinderen, maar Schnabel kon niet kiezen bij de auditie, wat ik een geweldige reden vind om te besluiten om drie kinderen te gebruiken.
Bauby is levend dood voordat hij dood is.
Hoe voelt dat?
“I wanted this film to be a tool, like his [Jean-Do’s] book, a self-help device that can help you handle your own death,” zegt Julian Schnabel en zo kijk ik de film en lees ik het boek.
Eerder verfilmde hij het leven van van schilder/graffitikunstenaar Jean-Michel Basquiat (1960 – 1988) in 1996 en dat van Reinaldo Arenas (1943-1990), een Cubaanse schrijver/dichter in 2000. Als je een overeenkomst zou willen noemen: ze gaan alledrie vroeg dood.
In een paar muisklikken tover ik de film op het scherm, en in een halve seconde download ik het filmscript van The Diving Bell and The Butterfly. De snelheid is pervers vergeleken bij de tijd die het kostte om beide te maken, maar in sync met de snelheid en het geweld waarmee Bauby’s leven implodeerde.
Bauby’s boek is kariger, compacter, kaler dan de film, handelt meer om wat er nog is, wat nog kan, zijn bestaan in het zeehospitaal van Berck, dat op Google Streetview een troosteloze, winderige indruk maakt, met een bekladde poort en dat door Schnabel dromerig verfilmd is als een prachtig paviljoen in de duinen, in warm strijklicht, een Cinecittà decor.
Het boek lijkt op een verzameling korte blogpostings, berichten vanaf de bodem van de oceaan, waarnaar zijn loodzware duikerpak hem trekt, zijn geest zwevend erboven, in de richting van het licht. Het boek heeft tags als hoofdstuktitels: ‘de worst’, ‘de rolstoel’, ‘de boodschap’, ‘Zondag’.
Flashforward naar de fatale dag, 8 december 1995, aan het einde van het boek, het einde waarmee alles begint.
Bauby zit in een auto, een snelle, een luxe, in de film een grijsgroene Jaguar met open dak, aan het stuur, wind in de haren, energieke muziek, Schnabel houdt van U2 (in het boek een BMW met een chauffeur). Hij raast over een landweggetje als plots alles slowmotion wordt, hij begint dubbel te zien, blik wordt vaag. Bauby weet nog net zijn auto in een bocht aan de kant van de weg te zetten. Zijn zoon Théophile, die naast hem in de auto zit, rent om hulp te halen.
Plot is een manier om gebeurtenissen te laten gebeuren, om als lezer of kijker psychologisch dóór te kunnen, maar hier weet je de uitkomst al, het komt niet goed, en zo is het gebeurd. Je blijft zitten met een waarschuwing.
[bij het lezen van Vlinders in een duikerpak, Jean-Dominique Bauby (2008, vert. Martine Woudt) en The Diving Bell and The Butterfly (vert. Jeremy Leggatt) en filmscript Ronald Harwood]