‘Opgroeien, noemen we het, alsof we bomen zijn, alsof we alleen maar aan hoogte hoeven te winnen, maar volwassen worden doe je vooral door onderdeeltjes te verzamelen en patronen te zoeken tot je een volwaardige persoonlijkheid hebt opgebouwd. Als een baby geboren wordt, bestaat de schedel uit vier losse platen die pas later aan elkaar groeien tot één vaste hersenpan, want op die manier kan het hoofd nog in elkaar worden gedrukt zodat het door het geboortekanaal past en hebben de hersenen nog ruimte om uit te zetten. De naden tussen deze platen vormen ragfijne zigzaglijntjes, als in elkaar gevlochten vingers of een meanderende ijsrivier over de toendra. In de eerste paar jaar wordt de schedel maar liefst vier keer zo groot, en als de botten te snel met elkaar vergroeien beperkt dat de hersengroei; als ze helemaal niet aan elkaar groeien zijn de hersenen niet beschermd. Open genoeg om te kunnen groeien en voldoende gesloten om de boel bij elkaar te houden — dat is eigenlijk precies hoe het leven ook moet zijn. We lijmen onszelf als een collage in elkaar, verzamelen puzzelstukjes voor een eigen wereldbeeld, mensen om van te houden en dingen om voor te leven, en dat alles tot een leven dat aansluit bij onze overtuigingen en wensen, als we geluk hebben tenminste,’ schrijft Rebecca Solnit in Herinneringen aan mijn onzichtbaarheid.
Waar ben je? Are you all over the place? Scattered? zegt de teacher. Be wholy present, become whole.
Door de scheur komt licht naar binnen, zegt de zanger.