Wat is kennis aardig.
Toneel ten tijde van Shakespeare was supercommercieel. Iedereen ging. Voor 2 pence – de prijs van een bruin brood – stond je in de pit, een kale, lege, onoverdekte ruimte voor het podium. Voor elke betere plek, voor elke volgende galerij, betaalde je bij. Voorstellingen duurden vier tot vijf uur. Publiek liep in en uit. Men dronk, men at, er waren muzikale intermezzi. Sommige theaters herbergden 3000 toeschouwers (vergelijk: in de Grote Zaal van de stadsschouwburg Amsterdam zijn 900 zitplaatsen in gebruik).
Er werd geld verdiend.
Laatst betaalde ik op het Malieveld in Den Haag drie euro voor een schokkerig kermisritje in de Magic Mouse. Het ritje duurde nauwelijks een minuut. Ik probeer me voor te stellen dat ik voor dat geld ook Richard III had kunnen meemaken. Of de première van Romeo and Juliet, met een jonge jongen van 13, 14, 15 jaar in de rol van Juliet. Cultuur is een veranderlijk ding. Zou er een tijd komen dat mannen niet toneelspelen en enkel vrouwen ten oorlog gaan?
Fijne cursus. – Sterke stukken, Loek Zonneveld