Een godsdienstgeleerde vraagt aan de natuurkundige of hij iets weet om zijn dochter, negentien jaar, te troosten die rouwt om haar zusje, zestien jaar – mooi, zonder zonde, en dood.
“A human being,” wrote Einstein in reply, “is a part of the whole, called by us Universe, a part limited in time and space. He experiences himself, his thoughts and feelings as something separated from the rest — a kind of optical delusion of his consciousness. This delusion is a kind of prison for us, restricting us to our personal desires and to affection for a few persons nearest to us. Our task must be to free ourselves from this prison by widening our circle of compassion to embrace all living creatures and the whole nature in its beauty. Nobody is able to achieve this completely, but the striving for such achievement is in itself a part of the liberation and a foundation for inner security.”
[Misschien is het adaptiever om vanaf je negentiende te huilen om één dood zusje dan vanaf je nulde om al het leed in de wereld. Sinds Seaspiracy heb ik er zorgen bij: all living creatures are also ‘one part’. Met universele empathie, liefde op alomvattende schaal, kom je uit bij Jaïnisme en honger, steeds dunnere schaduwen werpend, levend van licht.]