Je kunt niet oog in oog met de werkelijkheid komen. Tussen ons en de werkelijkheid staan onze gevoelens. Ik begrijp dat ik te maken heb met versies, maar samen geven al die versies een beeld van die tijd en die mensen. Maar het moet niet een boek worden waarvan de lezer zegt: de helden zijn echt, meer niet, het is geschiedenis, gewoon geschiedenis. Ik schrijf niet over de oorlog, maar over de mens in de oorlog. Niet de geschiedenis van de oorlog, maar die van gevoelens. Als een historicus van het gevoel. Enerzijds bestudeer ik een concrete mens in een concrete tijd bij concrete gebeurtenissen, anderzijds zoek ik in hem de eeuwige mens. De zoemende eeuwigheid die hij met zich meedraagt.Ik hoor wel zeggen: herinneringen zijn geen geschiedenis en geen literatuur. Herinneringen zijn gewoon het ruwe, vuile leven, niet gelouterd door de hand van de kunstenaar. Onbewerkt gespreksmateriaal, waar elke dag vol mee zit. Losse stenen, en losse stenen maken nog geen tempel. Maar ik zie dat anders… Juist daar, in de warme menselijke stem, in de levende weerklank van het verleden schuilt de oervreugde en de onuitwisbare naakte tragiek van het leven. Chaos en hartstocht. Uniek en ondoorgrondelijk. Ruw en oorspronkelijk.Ik bouw tempels uit onze gevoelens… Uit onze wensen en teleurstellingen. Uit onze dromen. Uit wat er was, maar wat ontglippen kan.
Nog even daarover… Mij interesseert niet alleen de werkelijkheid om ons heen, ook die in onszelf. Het gaat me niet om de gebeurtenis zelf, maar om de daardoor gewekte gevoelens. Of nog anders, de ziel van de gebeurtenis. Ik zie gevoelens als realiteit. En de geschiedenis? Die ligt op straat. In de massa. In elk van ons zit volgens mij een stukje geschiedenis. De een met een halve bladzij, een ander met twee, drie. Samen schrijven we het boek van de tijd. Ieder schreeuwt zijn waarheid. Een nachtmerrie van nuances. Dat alles moet gehoord worden, we moeten erin opgaan om dat alles te worden. En tegelijk moeten we onszelf niet verliezen. De taal van de straat en de literatuur moet één worden. Het lastige is dat we over het verleden spreken in de taal van nu. Hoe breng je daarmee gevoelens van toen over?
’s Ochtends ging de telefoon: ‘We kennen elkaar niet… Ik kom van de Krim, ik bel van het station. Woont u ver weg? Ik wil u mijn oorlog vertellen…’O ja?Ik stond eigenlijk net op het punt om met mijn dochtertje naar het park te gaan. Voor een rondje met de draaimolen. Hoe verklaar ik een zesjarig wezentje waar ik mee bezig ben? Laatst vroeg ze: ‘Wat is oorlog?’ Wat zeg je dan? Ik wil haar de wereld in sturen met een zachtmoedig hart en leer haar dat ze bloemen niet zomaar mag afrukken. Dat het zielig is een lieveheersbeestje fijn te knijpen of een libel een vleugel uit te trekken. Maar hoe leg je een kind de oorlog uit? Of de dood? Hoe beantwoord je de vraag: ‘Waarom wordt daar gemoord?’ Zelfs kindjes maken ze daar dood, kleintjes zoals zij zelf. Het lijkt of wij volwassenen in het complot zitten. Wij begrijpen waarom het gaat. Maar kinderen? Na de oorlog hebben mijn ouders me het min of meer uitgelegd, maar aan mijn eigen kind lukt me dat niet. Met welke woorden? De oorlog bevalt ons steeds minder, is steeds moeilijker te rechtvaardigen. Voor ons is het gewoon moord. Althans voor mij.Ik zou een boek over de oorlog moeten schrijven dat de lezer onpasselijk maakt, waardoor hij door de gedachte eraan alleen al walgt. Door de waanzin ervan. Zelfs generaals zouden ervan moeten walgen…Mijn mannelijke vrienden (mijn vriendinnen niet) zijn ontsteld door mijn ‘vrouwenlogica’. En ik hoor weer het mannenargument: ‘Jij hebt niet in de oorlog gevochten.’ Misschien is dat juist wel goed: de hartstocht van de haat is me vreemd, ik heb een normale blik. Geen oorlogs- of mannenblik.In de optiek heb je het begrip ‘lichtsterkte’, de mate waarin een lens een opgevangen beeld vastlegt. In die zin is het vrouwengeheugen over de oorlog het meest ‘lichtsterk’ qua gevoelsspanning, qua pijn. Ik zou zelfs zeggen dat de vrouwenoorlog erger is dan de mannenoorlog. Mannen verschuilen zich achter de geschiedenis, de feiten. De oorlog fascineert hen als handeling, als botsing van ideeën en belangen. Vrouwen worden gegrepen door gevoelens. Bovendien worden mannen er van jongs af aan op voorbereid dat ze misschien ooit moeten schieten. Vrouwen krijgen dat niet onderwezen en hebben daar geen belangstelling voor. Ze onthouden andere dingen, op een andere manier. Ze zien dingen die voor mannen gesloten blijven. Nogmaals: hun oorlog heeft geur, kleur, details van alledag: ‘We kregen plunjezakken en naaiden er rokken van.’ ‘Op het rekruteringsbureau ging ik ergens in een jurk naar binnen en kwam in een broek en een veldblouse weer naar buiten, zonder vlecht, met alleen een kuifje…’; ‘De Duitsers hadden een dorp uitgemoord en waren weggetrokken… Bij onze aankomst daar zagen we: aangestampt geel zand met daarop één kinderschoentje…’ Ik werd meermaals gewaarschuwd (vooral door mannelijke schrijvers): ‘Pas op, vrouwen gaan je verzinsels vertellen, fantasieverhalen.’ Maar ik kwam tot de overtuiging dat je zulke dingen niet verzint. Waar zouden ze zoiets vandaan halen? Alleen uit het leven, alleen dat heeft zo’n fantasie.Waarover vrouwen ook spreken, ze doen het altijd met één gedachte: oorlog is ten eerste moord en vervolgens zwoegen. Maar het was ook gewoon leven: vrouwen zongen, werden verliefd, zetten krulspelden…Centraal staat steeds de ondraaglijke gedachte aan sterven en de afkeer ervan. Maar nog ondraaglijker en groter is de afkeer van doodslag, want een vrouw geeft leven. Ze schenkt leven, draagt het lang in zich, brengt het groot. Ik begreep dat vrouwen meer moeite hebben om te doden.
stem: svetlana alexijevitsj
perspectief: ‘Ik schrijf niet over de oorlog, maar over de mens in de oorlog. Niet de geschiedenis van de oorlog, maar die van gevoelens. Als een historicus van het gevoel. Enerzijds bestudeer ik een concrete mens in een concrete tijd bij concrete gebeurtenissen, anderzijds zoek ik in hem de eeuwige mens. De zoemende eeuwigheid die hij met zich meedraagt.’
titel: de mens is groter dan de oorlog (uit het dagboek van de auteur)
bron: de oorlog heeft geen vrouwengezicht (2008, vert. jan robert braat)
mopw: meerstemmige encyclopedie