We leven als legbatterijkippen, zegt ze. We zitten binnen, we worden gevoerd. Ze schrijft woorden in een schrift, kooikip, kaalkap en baseline-shift.

Ik probeer weerstand op te bouwen.

Niet met mijn ogen te knipperen als een orang-oetan van zestig meter hoogte naar beneden valt, naast het net.

We zijn in Borneo.

We zien een documentaire die prachtig begint, een drone vliegt boven een dikbebost regenwoud, alsof een gigantisch vloerkleed voorbijglijdt, traag en oneindig als een cruiseschip. We raken elk gevoel voor schaal kwijt, alles lijkt op broccoli, een bord op schoot.

De laatste keer dat een documentaire me onpasselijk maakte, was toen een camera als een loerende slang over een bruine bodem van een lege zee gleed op zoek naar een prooi. Er was niks. Er zweefde één friemeltje in een uitgebleekt koraalrif, alle leven was weg.

Omdat dit beeld niet direct gecompenseerd werd met het beeld dat ik maanden later zag, van een trog ergens in een diepe zee, waar koraalriffen werden aangetroffen, op een diepte dieper dan men tot dan toe voor mogelijk had gehouden, gekleurd en prachtig en vol biodiversiteit, was het alsof iemand in mijn maag trapte nadat ik vijftig minuten lang een blik kruipolie door een trechter binnen had gekregen: nul hoop.

Ik wil leren wennen aan doodsheid, dwing mezelf informatie tot me te nemen, in steeds grotere hoeveelheden, anders heb ik geen leven.

Op de piek van de crisis wordt elke 47 seconde een voetbalveld gekapt, vertelt een stem.

Een miljoen jaar ging het goed met de orang-oetan, zegt de stem.

Sinds 1966 niet meer.

Toen startte de massale ontbossing (Sukarno).

Ik probeer die woorden te visualiseren. Elke 47 seconden. Gigantische trucks voeren ladingen boomstammen af als satéprikkertjes. Een kooiconstructie beschermt de chauffeur in zijn cabine, tegen vallende bomen, of tegenliggers, als het monddeel van een ijshockey- of american footbalhelm tegen een aanstormende tegenspeler.

Soms worden bomen teruggeplant, steeds dezelfde, in rijen, in kolommen, zonder bladergewoelte op de grond. Oliepalmen voor palmolie. Om de grond hiervoor geschikt te maken wordt de grond, een soort veen, in brand gestoken. Omdat het droog is, slaan de branden over. Oergang Oetangs vluchten bomen in, tot de laatste boom die afbrandt, of als enige blijft staan. Ergens ligt een desolaat orang-oetanjong, ten dode opgeschreven, als hij niet snel zijn moeder vindt, hij heeft zeven jaar moeder nodig aan wie hij zich vastklemt. Zij zit in de 60 meter hoge laatste boom. Het jong wordt niet gevonden.

Hoe lang is een miljoen jaar?

Ik lees de eerste bladzijde van Eduardo Galeano over stalagtieten en stalagmieten en word rustig.

Apen maken, als vogels zonder vleugels, nesten.

Eén klik om te weten hoe het kooikippen vergaat.

Er zijn er 50 miljard, in Nederland 43 miljoen leghennen.

Hoeveel is 43 miljoen?

‘Na 17 maanden en 300 eieren worden hennen ’s nachts met de hand gevangen, dat gaat er ruw aan toe: veel kippen breken vleugels en poten, daarna gaan ze op transport, vaak naar een slachterij in het buitenland.’

We willen dit weten, zegt ze. Weerbaar worden.

Drone-shot roepen we als de volgende documentaire begint. De schaal is ongekend, je kunt er gif op innemen, we kunnen niet terug. Het moet geweldig zijn geweest toen je voor het eerst door een microscoop kon turen om alle kleine dingen te zien, nu zien we de grote, de wereld van boven, platgeslagen, op speelgoedformaat.

«