- Het goede: ‘Als we iets doens omwille van zichzelf, dan moet dat het hoogste goed zijn.’ (Aristoteles)
- De waardigheid: ‘Alles heeft ofwel een prijs ofwel een waardigheid.’ (Kant)
- De belofte: ‘De mens is een dier dat beloften kan doen.’ (Nietzsche)
- Het zelf: ‘Het zelf is een verhouding die zich tot zichzelf verhoudt.’ (Kierkegaard)
- De waarheid: ‘De mens kan, zelfs al is er geen waarheid, waarheidlievend zijn.’ (Arendt)
- De verantwoordelijkheid: ‘Een mens heeft nooit iets met een andere mens te maken zonder dat hij iets van diens leven in zijn hand houdt.’ (Logstrup)
- De liefde: ‘Liefde is het extreem moeilijke besef dat iets buiten het zelf werkelijk is.’ (Murdoch)
- De vergeving: ‘Je kunt alleen het onvergeeflijke vergeven.’ (Derrida)
- De vrijheid: ‘Vrijheid bestaat niet in de eerste plaats uit rechten, maar uit plichten.’ (Camus)
- De dood: ‘Als je hebt geleerd hoe je sterven moet, heb je afgeleerd slaaf te zijn.’ (Montaigne)
[met waarde in zichzelf, niet-instrumenteel]