Een ei heeft de warmte van twee pinguïnpoten nodig, en een boel buikvet.
Evolutie heeft de kant gekozen van het grote brein.
Kurt Vonnegut schreef Galápagos, een geestig boek uit 1985, een hommage aan Darwin, en een sociale satire. Ons grote brein, ons bovenmaatse brein, dat met het idee van evolutie kwam, brengt ons, de mensheid, voortdurend in problemen.
Ons grote brein kan er tegenstrijdige opvattingen op na kan houden, het kan het ene moment dit denken en het volgende moment dat. Het kan liegen en intussen gewoon verder leven.
Ons grote brein is onverantwoordelijk, onbetrouwbaar, ontzettend gevaarlijk en volkomen onrealistisch.
Het gaat op cruise naar de Galápagos-eilanden en trapt gecamoufleerde nesten van zeeleguanen stuk, steelt eieren van rotspelikanen, tilt jonge pelsrobjes op alsof het babies zijn waarna de moeder het verstoot en het jong verhongert omdat het na aanraking met een mens in zijn synthetische windjack niet meer hetzelfde ruikt.
Met schrijven is het alsof ik zowel het ei ben als de pinguïn: ik zit vast in een huidplooi, maar echt uitbroeden lukt niet. Ik hobbel weg. Mijn grote brein keert zelden terug naar dezelfde woorden, als ik terugkeer denkt het er anders over, en het denkt te veel. Het voelt pijn waar geen pijn is, enkel denkbeeldige pijn, een product van het brein. Er is geen probleem. Lees leuke boeken.