Vogels stammen af van dinosaurussen, zijn klein gebleven, trippelen in de dakgoot, op het gras, zonder het stuk te trappen, een vrolijk gezicht.
Zwaartekracht (gravity) komt van gravis, ernst verlenen, iets zwaar maken. Dat doen vogels niet.
Ik kijk naar boven en naar beneden. Is het winter, of ontwaar ik in het blauw na de storm lentelicht?
Ik ruim takken op.
Mijn hand, dat wonderlijke ding aan het uiteinde van mijn arm, kan veel wat vogels kunnen: krabben, pikken, piano spelen (muziek maken), donkere aarde en blonde haren omwoelen, strelen, tasten, opvliegen, kietelen en beminnen.
De specht tikt de boom wakker, de bast barst, de specht vlooit hem. De merel pikt gaatjes in de zware klei, acupunctuurt de bodem op een manier waarop mijn enorme voetstappen dat niet kunnen. Trekt wormen uit het zwart.