Hij heeft een nieuwe laptop gekregen en hij pakt hem uit en klapt hem open.
Het logo is niet langer een wit lampje, een appel met een hap eruit, maar een spiegeltje in die vorm. Ik kan mijn lippen stiften en mijn haar losgooien als ik tegenover hem zit, terwijl hij 32.000 mailtjes importeert, en bedenken wat te doen. De secundaire voorwaarden zijn ongelooflijk. Hij is net twee maanden naar Australië geweest en naar New Zealand en naar de Verenigde Staten en de rest van het schooljaar is ook wel zo’n beetje klaar. Hij begint weer in september.
‘s Avonds vertelt ze dat de Silicon-Valley-entrepreneurs aan het preppen zijn, ze kopen grote stukken land in Australië en New Zealand, bouwen er bunkers voor het geval de disruptieve technologie die ze prediken zich tegen ze keert, de utopie die ze voorstaan, de wereld die ze bouwen, in elkaar klapt. De vliegtuigen staan klaar, nieuwe nationaliteiten zijn gekocht. We drinken een biertje, wensen elkaar een goede vakantie.
Ze bezien het systeem, ze benutten het systeem, ik hecht me aan ze, dat is onhandig, of misschien en blijkbaar een voorwaarde: doen/zijn met iemanden, harvesting these stories, in de hoop dat ik ze, in return, niet verveel.