Kun je verslaafd raken aan kunst? Kunst als fix. Is dat mogelijk? En zo ja, erg?
In een boek over verslaving lees ik dat je spreekt van een contraproductieve reflex als het effect van een handeling het tegengestelde is van wat je ermee beoogt. Bijvoorbeeld krabben bij een muggenbeet. Door te krabben wordt de jeuk juist erger.
Kunst krabt, dat weet ik zeker. Ze verlicht mijn ongemak, en hoewel dat goed voelt, komt er geen einde aan de jeuk. Waar die jeuk, de onrust, vandaan komt, kan ik moeilijk onder woorden brengen. Ze heeft iets te maken met de wereld, het grote ding dat leven heet, en het gevoel ergens middenin gegooid te zijn.
Kunst bezweert mijn onrust.
O ja, ik krab. Ik sla een boek open, bekijk een voorstelling, loop door een installatie, sla een boek open, bekijk een voorstelling.
Maar ze neemt de onrust niet weg.
Laatst nog. Een kunstenaar toonde in een meterslange reeks prachtig vormgegeven diagrammen dat we een bepaald virus met ons meedragen, en hoe makkelijk we dat oplopen. In dezelfde tentoonstelling liet een ander zien dat er veel gif in rijst zit. Hij had een wonderschone installatie gebouwd, een soort glazen machine waarmee dat gif aan voedsel onttrokken wordt, en tegelijkertijd iets anders wordt gecreëerd.
Die expositie gaf me scherpere ogen, maakte me klaarwakker, maar bezwoer geenszins de onrust die ze opriep. Wilde ik dit weten?
De essentie van verslaafd zijn is niet het verslavende middel, de roes, maar de angst voor stoppen. Als ik stop met kunst, geef ik iets belangrijks op. Wat ik opgeef? De hoop dat ik soelaas vind, dat anderen me iets te zeggen hebben, dat er betekenis is, hoe kortstondig ook: in een verhaal, een schilderij, een installatie.
Je zou kunnen zeggen, wat doe je moeilijk, je hoeft toch helemaal niet te stoppen? Je kunt kunst prima tot je nemen in kleine doseringen, zie het als homeopathie.
Maar ik merk dat ik mezelf goed wil voelen. Mezelf wil kunnen troosten, kunnen prikkelen. Mezelf genoeg zijn zonder me te hoeven laven aan lijven van wie het zweet niet het mijne is.

»