‘So you’re fascinated by the logistics of it?’ zegt ze in vlekkeloos Engels.
Ik sta met honderden mensen in een rij, we schepen in in Kopenhagen, een militaire operatie.
Een man keek zojuist lusteloos toe hoe mijn koffer op de rug op een lopende band belandde, de wieltjes in de lucht, een hulpeloos dier, gereed voor transport door de buik van het schip – en dan via alle dekken omhoog naar de hut, stateroom 6086.
Ja, met hoeveel zijn jullie? vraag ik haar. Haar functie bestaat eruit om een bordje in de lucht te steken en te wijzen op de ene lege incheckbalie temidden van 24 volle incheckbalies. Er staan drie vrouwen naast haar met bordjes hetzelfde te doen.
‘I guess you win six seconds here,’ zeg ik als ik naar de balie loop die ze aanwijst. ‘But you lose minutes there.’ Een balie verderop blijft leeg.
‘Some of us need to go to the toilet,’ zegt ze. Zij ziet er niet uit alsof ze tot sommigen van ons behoort.
Ze glimlacht. We weten hoe we 1900 mensen het beste kunnen processen, zegt ze, al gebruikt zij andere woorden. Holiday is begonnen.
‘We zijn met 60,’ zegt ze.
‘No way, I don’t believe you.’
‘Oh, yeah. We’re everywhere, we’re like parsley.’ Ik versta peterselie, misschien zegt ze onkruid.
Zie ik je zo op het schip? vraag ik.
‘Oh, no, we’re the Cinderellas of the ship, they always leave us behind.’