And each individual he met was a puzzle, full of surprises. – Ursula K. Le Guin
De eerste vraag die ze stelt is wat ik van haar wil. Met haar praten, maar dat zeg ik niet, want praten is evident en de kleine liefde die een gesprek is, waarmee ik zorgvuldig wil omgaan, is complex, en wat voor gesprek kan dat zijn, waarin de één vragen stelt en er slechts één gespreksonderwerp lijkt.
Ze leert me iets. Ze laat me zien, nee, ervaren, want het gebeurt ter plekke, in haar kamer, en dat is wonderbaarlijk, ja, dat verrast me, en even geloof ik in de methode, in de aanpak, hoe ik mezelf vastdraai, in een lus terechtkom, één die ik al jarenlang produceer. Ze laat me naar mezelf kijken als naar een hamster in een rad.
Praat terug. Praat terug. Praat. Vertel hoe jij dat doet, vertel hoe alles voor jou werkt. De dynamiek tussen ons legt iets bloot, maar omdat ze me vantevoren niet vertelt hoe dit werkt en omdat ik me geen mentaal concept kan vormen van wat de psychologie precies probeert, begrijp ik lange tijd niet wat we aan het doen zijn.
Kerncognities? Ah! Gedachten. Opvattingen. Geef me die en ik ben gelukkig, ik ben ernaar op zoek als een eekhoorn naar verstopte noten, ik leen ze schaamteloos van anderen, pluk ze uit boeken, ik noem ze alleen anders: wereldbeelden, mensbeelden, denkbeelden, schrikbeelden. Ik ben traag van begrip, dat valt tegen. Het maakt dit traag, ons.