Het wonder werkt van Pam Emmerik gaat over kunst en kijken. Het is concreet en persoonlijk, vol rijke en rake details. Briljant is de tussenhaakjesopmerking over wolkenluchten (de enige natuur in een stad); goed vanwege het achteloze tussen neus en lippen door – de vorm – en vanwege de observatie. Sindsdien kijk ik vaker omhoog, om wat meer in de natuur te zijn.
De beul en de vlinder, het verhaal over de wedijver tussen Picasso en Matisse is één van de mooiste essays in de bundel, een dubbelportret over twee kunstenaars die zo’n beetje de hele twintigste eeuw belichamen. Toeval bestaat. Toen ik tijdens het lezen van het boek de tv aanknipte zag ik Picasso – naakt – in zijn atelier schilderen. Hij was druk bezig Matisse te overtreffen.
Er werd ingezoomd op Les demoiselles d’Avignon. De camera draaide om het schilderij heen alsof het een achterkant had (had het niet). Toen onthulde een kunsthistoricus een ansichtkaart uit 1906 waaraan Picasso zijn meesterwerk had ontleend. Dat was slikken, maar niet voor lang: iedere kunstenaar steelt, wat dacht ik dan?
Bladerend in Emmeriks boek valt mijn oog op de zin ‘een verhaal dat tegenspartelt in de buik van een ander verhaal.’ Dat is het precies. Al die verhalen die tegenspartelen in de buik van andere verhalen.