Ik heb niks aan denken. Ik heb niks aan weten. Het weten schiet heerlijk tomeloos tekort. Het kan weinig uitrichten in deze situatie. De ratio vliegt alle kanten op, maakt er een verhaal van, hoe het kwam, waardoor het kwam, maar dat is achteraf, en welk verhaal is dat? Ik heb niks aan betekenis, nog minder aan begrip. Ontkenning is een bevroren werkwoord. Lood in de schoenen. Ze komt niet terug. De situatie heb ik zelf, hebben we samen, gecreëerd. Het zal de volgende keer niet anders gaan.
Hoe ik ben, hoe zij is, hoe we met zijn tweeën waren, en het idee loslaten dat je daar ook maar iets over te vertellen of in te sturen hebt is onnoemlijk: het lichaam weet, voelt, en de geest wil er niet aan. Je realiseren dat je in een ander zoekt wat je zelf mist maakt liefde eenzamer dan ooit. Ze leest delen uit een eerste brief voor – en daar stond het al in. Die brief is achttien jaar oud. Dat het de volgende keer hetzelfde zal gaan en dus nooit zal werken veroorzaakt de werkelijke draai in mijn maag.
Oh mijn god.
Teveel moeite doen is zinloos. Accepteren, niks verwachten, van niemand, scenario’s loslaten, de what if’s, de what will be’s, ze bestaan niet, het zijn lege verhalen. Het is wat het is. Bevestiging vinden in jezelf. In liefde loslaten. Dat kan niemand. Het is onmenselijk. Liefst wil ik ontsnappen aan mezelf, en ook dat zal niet werken. Ik moet een nieuw persoon worden, zonder te veranderen. Ik moet veranderen, en in essentie mezelf blijven.
Ik moet me opnieuw verhouden tot de wereld, want ik ben alleen. Dat gegeven is zo onmetelijk dat ik het niet kan vatten. Het is zo angstaanjagend, zo grenzeloos, dat mijn onstuimige ratio als een rat in de val wanhopig allerlei strategieën bedenkt. Het leven denkt er anders over. Ik tuimel de diepte in.
Ik begin te vermoeden waarom ik lees, schrijf, de aantrekkingskracht van woorden, structuur, vorm. Emoties willen temmen met emoties. Heeft niks met ‘willen schrijven’ als in ‘literatuur’ te maken en ‘willen lezen’ als kritiek. Het leven lacht je keihard uit. Haha. Susan Sontag. Haha. Rebecca Solnit. Haha. Virginia Woolf. Haha.
En dan die mannen. Moby Dick. Hahaha.
De hel is niet de anderen.
Bij een vriend duurde het zes jaar. En nog noemt hij haar bij haar voornaam en spreekt hij over de nieuwe als ‘de nieuwe’.
Als je erover kunt praten is het lijden niet erg, dan valt het allemaal prima mee, zei iemand ooit, wie ook weer. Wat een desillusie.