‘Fascinerend aan Verne is niet zijn fantasie, maar het feit dat die fantasie onverbrekelijk verbonden blijft aan de stijl van zijn tijd. Zijn Apollo-project wordt uitgevoerd in gietijzeren luchtschepen waarbinnen de avonturiers every inch gentlemen kunnen blijven: de whisttafel is aan boord gehesen, de alcoholische versnaperingen staan in de eikenhouten glazenkast, zelfs onder de meest hectische omstandigheden zijn de heren van borstrok tot vadermoorder gekleed. Onderzee, en op reis naar het binnenste der aarde idem dito: de machinekamer van de Nautilus is een toonbeeld van esthetische ondoelmatigheid – zelfs de kleinkinderen van kapitein Grant zullen er nog bijlopen als huzaren uit de Krimoorlog, of op zijn modernst als poilu’s van Sedan, 1870. Van alles en nog wat geëxtrapoleerd, maar niet de vorm. Alle evolutie voorzien die de techniek zou veroorzaken, dus de sprong gemaakt van wiel naar spoetnik en van buskruit naar atoombom – maar nou juist niet de sprong van herenkostuum naar spijkerpak, of van drankbuffet naar heupfles. De vraag is of in dat opzicht de verbeeldingskracht van Jules Verne tekortschoot, dan wel of we hier een fundamenteel onvermogen betrappen van het toekomstdenken in het algemeen.’ – Als de dag van gisteren, Jan Blokker