Ze was opgelucht dat ze op een stoel kon zitten met een boek vol zinnen die de plot niet voortstuwden.
They change their sky, not their soul, who run across the sea.
Ze was opgelucht dat niets gebeurde.
Ze was opgelucht dat vogels vlogen omdat ze vleugels hadden, niet omdat dat rechtvaardig was.
Ze was opgelucht dat anderen al gezegd hadden wat ze dacht, ze hoefde enkel door het gangpad te wandelen en een blik te werpen op de schappen.
Ze was opgelucht dat ze zich geen zorgen hoefde te maken over de toekomst.
Ze was opgelucht dat een struisvogel zijn vermogen om te vliegen had verloren, dingen lagen niet vast, verandering was altijd mogelijk.