GESCHREVEN VOOR CORPUS KUNSTKRITIEK
In het Theatrum Anatomicum in de Waag werden in de zeventiende eeuw lijken ontleed. Chirurgijnen verzorgden er anatomielessen. Tegen betaling mocht je deze bijeenkomsten bijwonen. Het Theatrum is van oorsprong dus een theater, de naam zegt het al, maar dan eentje dat lugubere voorstellingen programmeerde – een functie die inmiddels door televisie en internet lijkt te zijn overgenomen.
In dit theatrum vindt Series Patchmaker #1 van Marloeke van der Vlugt plaats.
Je kunt op twee manieren bij de installatie komen: via een brede wenteltrap die in
trage cirkels naar het Theatrum leidt, of via een smalle, steile wenteltrap in het ernaast gelegen Metselaarstorentje, een torentje dat zo klein is dat je op weg omhoog
met je lichaam langs de muren schuurt en ongemerkt historie meeschraapt. Stenen
praten niet, websites wel.
In de koepeltoren wacht het lichaam van Marloeke van der Vlugt.
Zelf moet je in het kleine torentje eerst nog even wachten op wat komen gaat. Dat is
geen Doornroosje-sprookjesachtig wachten, dat is efficiënt éénentwintigste-eeuws
wachten, want de performance is op de minuut geprogrammeerd: om 17:25 uur naar binnen, om 17:40 uur de volgende. Dat wachten heeft iets van een afspraak bij de tandarts.
Toen Marloeke van der Vlugt de installatie bedacht moet ze mijn ongemak voorvoeld hebben, want ze doet wat elke interaction designer zou doen: de toeschouwer zo snel
mogelijk op zijn gemak stellen en dat maakt het misschien nog unheimischer – want hoeveel vriendelijkheid en rustgevendheid kun je verdragen zonder achterdochtig te worden?. Ze introduceert een vriendelijke jongen. Hij komt je halen en leidt je het donkere Theatrum binnen.
Jammer dat het donker is, want daardoor zie je de prachtige ruimte nauwelijks. De jongen zet je neer tegenover een monitor. Hij vraagt vriendelijk om naar de instructies op het scherm te kijken. Daar zie je Marloeke van der Vlugt uitleggen hoe je haar lichaam kunt bedienen. Er blijken sensoren op haar lichaam te zitten: in haar hals, op haar schouder, op haar voorhoofd, in haar hand, op haar voet, op haar buik, op haar dijbeen.
Er wordt dus van je verwacht dat je Marloekes lichaam gaat aanraken. In de ruimte klinkt ondertussen een geruststellend muziekje. Langzaam wen je aan de duisternis. Af en toe flakkeren in het midden van de ruimte videobeelden. Er staat een met gordijnen afgeschermde ruimte in het brandpunt van het Theatrum. Op het scherm verschijnt je eigen naam die het systeem heeft onthouden toen je de afspraak maakte. Dan verschijnt de jongen opnieuw, je hebt niet eens gemerkt dat hij weg was, hij neemt je bij de arm en leidt je de centrale ruimte binnen.
Daar zit Marloeke, in een autostoel, op een houten blok. In haar linkerhand houdt ze
een zijspiegel van een auto. Daaraan is een camera gemonteerd. Ze filmt zichzelf,
deze live beelden van haar gezicht verschijnen op de schermen rondom. Op haar lichaam zitten de eerdergenoemde sensoren. Blauwwit, duidelijk zichtbaar op haar vleeskleurig
shirt en iets donkerdere rok. Met die sensoren kun je videobeelden oproepen. Die beelden zijn niet vrolijk, zo constateer ik achteraf, als ik de scenario’s van
Marloeke doorlees. Spookachtige flarden van voornamelijk ongelukken: een meisje verdrinkt, een vrouw stikt tijdens het eten, een oude vrouw valt van een trap. Aanraken, wrijven of bewegen triggert de beelden, harder of langer drukken, of in een
bepaalde richting wrijven toont de hele filmsequentie. Als je stopt, stoppen de
beelden en zie je niets, of opnieuw de live projectie van het hoofd van Marloeke die
zichzelf filmt. Hoewel het natuurlijk onzin is, lijkt het, doordat de toeschouwer de
beelden activeert, alsof hij degene is die die ongelukken veroorzaakt of dat hij daaraan medeplichtig is. Als je bijvoorbeeld over de nek blijft wrijven in benedenwaartste richting stikt de vrouw totdat ze valt.
Maar dat weet ik op dat moment nog niet. Ik ben binnengeleid door de jongen en kijk in eerste instantie naar een zwijgende vrouw op een sokkel. Ze lijkt een sculptuur.
Je moet haar aanraken, anders gebeurt er niets.
Als je er niet van houdt een mens aan te raken op de plekken waartoe Marloeke je
uitnodigt, sta je voor het blok. Wat te doen? Ga je de drempel over? Je weet wat je moet doen, je hebt de instructies achter de rug en Marloeke produceert ook een soort uitnodigende glimlach op haar gezicht. ‘Kom maar, niet eng.’
Welke sensor kies je als eerste? Die in haar hand, op haar voet, op haar schouder of op
haar voorhoofd?
Ik wil niet. Te intiem.
Ik kan me niet herinneren ooit de behoefte te hebben gevoeld een performer tijdens
een voorstelling aan te willen raken. De Over ’t IJ-voorstelling Wij van Roos van
Geffen (2008) bijvoorbeeld, waarbij je op minder dan 80 cm afstand door hoofden van acteurs aangekeken en toegesproken werd, overschreed voor mij een grens: die van de fysieke nabijheid die ik van een vreemde kan verduren. Zo dichtbij hoeft nou ook weer
niet, dacht ik, laat het werk het maar doen. Maar omdat kunst anno 2009 iets is
waaraan je je vrijwillig onderwerpt, moet je niet klagen, niemand bindt je vast op je stoel. Toch krijg ik in het Theatrum Anatomicum een claustrofobisch gevoel: één op één in een ruimte met een mens die je van dichtbij aankijkt, die iets van je lijkt te willen, dat is eenvoudig te veel intimiteit. Zelfs van een vreemde.
Misschien benaderde ik het probleem te emotioneel en was er helemaal geen sprake van intimiteit.
Marloeke is nauwelijks een mens, ze zit onbeweeglijk, ze reageert mechanisch, ze maakt contact extra moeilijk door te zwijgen. Ze is een interface, en via die interface praat je met een database, niets meer en niets minder. Niks aan de hand, zou je zeggen. Dagelijks klikken we met zijn allen op plaatjes van vrouwenlijven om youpornfilmpjes te starten, dagelijks wrijven we over trackpads om langs pagina’s te scrollen tot we niet verder kunnen. Met de cursor geven we de intiemste commando’s. Wat is het verschil? Nou, Marloeke ademt. En ik ben niet anoniem, achter een beeldscherm en in een donkere theaterzaal heb ik de illusie dat ik dat wel ben. Oog in oog met een mens is confronterend.
Als je niets doet, gebeurt er niets.
Ik kan het weten, ik heb vijftien minuten niets gedaan, behalve kijken, wat niet niets is. Dat niets doen was ontzettend flauw van me, maar ik wilde ook weten of Marloeke een scenario had bedacht voor het geval je niet mee zou werken of simpelweg niet durfde. Dat had ze, ze had een niet-meewerk-scenario, dat eruit bestond je te lokken door haar hand te openen en zo flarden videobeeld op te roepen. Ook keek ze je via de spiegel recht aan. Ze bleef vriendelijk. Elk van die vijftien minuten stond ik op het punt iets te doen.
Ik had geen idee dat mijn nietsdoen effect op haar had. Dat realiseerde ik me toen ik
een reactie van haar las. Stel je voor! Zij zit een dag lang vrijwel onbeweeglijk op
die stoel, enkele minieme, trage bewegingen uitvoerend, terwijl uur na uur mensen aan haar voorbij trekken, haar lichaam aanraken etc. Dat moet geestelijk – en lichamelijk
– uitputtend zijn. En dat is het ook. ‘The reactions of the audience I got were very extreme, ranging from not doing anything at all, just standing and looking,
leaving me powerless and vulnerable, to climbing on top of me, hugging me, touching me all over, to a man running away crying out loud.’ Ik denk trouwens, dat de toeschouwer net zo ‘powerless and vulnerable’ is. Researcher Alan Cooper (About
Face 3 – the essentials of interaction design, 2007) leert dat een gebruiker van een interface er alles aan doet om niet dom te lijken. Hij wil zich op zijn gemak voelen, het gevoel hebben dat hij ‘in control’ is. Dat gevoel heb je bij Marloeke niet. Je moet eerst de interface ontdekken: een lichaam als interface zit nog niet in ons repertoire. Dat ontdekken duurt een tijdje. Vervolgens zijn er eenvoudig te veel variabelen (zeven sensoren, en per sensor meerdere bewegingsmogelijkheden) om een gevoel te krijgen dat je de volle omvang van het ‘verhaal’ (alle filmsequenties, de associaties, de droombeelden) kunt bevatten. De tijd is daarvoor te kort. Na vijftien minuten komt de jongen je alweer halen. Wat betekenen die flarden van ongelukken, die slecht aflopende
scenario’s, die je al wrijvend en duwend oproept? Moet ik medelijden voelen met het lichaam van Marloeke – waarin die scenario’s blijkbaar zitten opgesloten? Ieder huisje heeft zijn kruisje. Iedereen gaat dood. De vraag is hoe. Verdrinkend. Van een trap vallend. Auto-ongeluk. Zich verslikkend. Ik weet het niet. Daarin onderscheidt kunst zich van design: er mag wat te raden overblijven.
De technologie in Series Patchmaker #1 stemt tot nadenken. Straks hebben we die bakbeesten van computers niet meer nodig, geen muizen, geen laptops meer, alleen een feestelijk jurkje met daaraan bevestigd enkele sensoren. Stel je voor dat die sensoren vervolgens onderhuids geplaatst gaan worden – onzichtbaar dus – en dat je een augmented reality oproept als je iemand per ongeluk aanraakt; net zoals je nu met je mobiele telefoon op straat kan lopen, je camera kan richten op de omgeving, en op het scherm allerlei extra informatie kan oproepen, bijvoorbeeld welke van die huizen om je heen te koop staan. Weinig prozaïsch voorbeeld, maar wacht tot daar verhalen bij
komen, van wat mensen op dat moment in die huizen achter al die gesloten gordijnen aan het doen zijn.
Wat me ook bevalt is het gescripte van de hele beleving: van de wenteltrap in de Waag, via de vriendelijke jongen, de instructievideo, het wachtkamermuziekje, tot de uiteindelijke installatie: Marloeke is in the driver’s seat. Zij manipuleert. Zij bepaalt waar je loopt, wat je doet, wat je ziet en niet ziet. Het zijn háár filmpjes, er is geen sprake van dialoog, je kunt niet antwoorden met jouw eigen beelden, jouw
verhaal. Zij is de regisseur. Het is háár voorstelling. Ze heeft strategieën om de interactie een andere kant op te buigen als je iets doet wat haar niet bevalt. Ze heeft
de mogelijkheid om je in het volle licht te zetten, als je iets te hard en snel en lang
over haar dij wrijft bijvoorbeeld. Dit vertelde Marloeke achteraf. Ze kan jou filmen
waarna die beelden groot geprojecteerd worden, ze kan je dus op allerlei manieren
confronteren met je gedrag. Ook als je niets doet, ervaar je dat nietsdoen als een enorme spanning. In die confrontaties zit de kracht van de voorstelling.
Eén ding heb ik nog niet verteld. Na afloop – het licht gaat aan, de filmpjes op het scherm ebben weg, het wachtkamermuziekje klinkt – leidt de jongen je weg. Via een opening verdwijn je achter de schermen. Daar staat een bankje waar je kunt plaatsnemen. Even bijkomen van de ervaring. Dan blijkt dat je achter een doorkijkspiegel zit. Je ziet de volgende toeschouwer voorzichtig de ruimte binnenkomen, met een steelse blik naar Marloeke kijken, de omgeving in zich opnemen, bij zichzelf te rade gaan. Je ziet hoe hij twijfelt en tenslotte besluit om voorzichtig haar schouder aan te raken. Dat is een waanzinnig moment. Je ziet jezelf. Een proefkonijn door anderen geobserveerd. Op dat moment kijkt Marloeke even door de doorkijkspiegel naar achteren, naar jou.
Series Patchmaker #1 door Marloeke van der Vlugt, gezien op: 17 april, interactieve performatieve installatie in Theatrum Antatonicum, De Waag, Amsterdam