Internet dat we vandaag gebruiken is in januari 1983 aangezet. Iemand drukte op het knopje. Het web is een treintje, internet het spoor, de wissels, de signalen.
Hoewel boeken in een boekenkast elkaar aanraken, zijn ze geïsoleerd en hebben ze lezers nodig om hun ideeën te verspreiden. Het web niet. Internet heeft zoekmachines, algoritmes, directories, databases, links.
Je begeeft je in een verhaal als je iets gaat doen op het web. Als we, zoals Galeano schrijft, gemaakt zijn van de woorden die vertellen wat wij zijn, dan zijn we ook gemaakt van beelden die dat tonen.
Als ik zou moeten kiezen, blind of doof, dan kies ik voor filmpjes en youtube, niet voor taal (Sophie’s choice-keuze). Ik zag een moedereend over een rooster lopen en alle kuikens vielen tussen de spijlen in het riool.
Ik heb een projector gekocht, die past in de palm van mijn hand. Nu kan ik overal bewegende beelden projecteren – een soort primitieve, mobiele Plato’s grot (vuur, schaduwen op de muur). Hij kan aan het netwerk hangen, maar het hoeft niet.