Ik ben een monster. Ik ben Gregor Samsa die op een ochtend wakker werd en ontdekte dat hij in een lelijke bruine tor was veranderd.
Dat schrijft Jean-Jacques Suurmond in een puike, al wat oudere column in Trouw. Dat schrijft Tanny Dobbelaar.
Eigenlijk is deze tekst geen column, schrijft ze. Eigenlijk is het een kort essay, in de geest van Montaigne, waarin een persoonlijke visie klinkt op een thema, in dit geval ‘zorg’, dat iedereen herkent. Een visie die het persoonlijke overstijgt.
Waarom het geen column is? Daarvoor is deze tekst te weinig voorspelbaar, te weinig polemisch ook. Te weinig triviaal. Zodra een tekst iets meer wil dan het alledaagse overstijgen, is het geen column meer. Dacht ik zo. Het lijkt misschien een kwestie van definitie. Dat is het ook.
Hier komt de column die volgens Tanny Dobbelaar een kort essay is:
Als geestelijk verzorger ben ik een monster
Ik ben een monster. Ik ben Gregor Samsa die op een ochtend wakker werd en ontdekte dat hij in een lelijke bruine tor was veranderd.
Dat valt te lezen in Kafka’s pas opnieuw vertaalde verhaal ‘De gedaanteverwisseling’. Eigenlijk is het een parabel over de zorg. Gek dat me dat nooit eerder opgevallen is, maar toen werkte ik ook nog niet in de zorgsector.
Als geestelijk verzorger ben ik een monster want ik ben niet naar mevrouw P. gegaan. Als ik haar zie, klaagt ze altijd dat niemand haar ziet. Zo maakt ze zichzelf eenzaam want niemand vindt het leuk om bij haar aan te bellen. Nu is ze boos omdat ook ik wegblijf. Ik was zo aardig maar plotseling laat ik mijn ware gezicht zien. Een monster, zo voel ik me.
Kafka beschrijft hoe Gregor, sinds het bankroet van zijn vader, zorgde voor het gezinsinkomen. Hij wil de tegenslag ‘die allen tot complete wanhoop had gebracht, zo snel mogelijk doen vergeten’. Gregor is trots dat hij zijn ouders en zus een rustig leven en mooie woning kan verschaffen. Maar de gezinsleden waren aan zijn zorg ‘gewoon gewend geraakt ze nemen het geld dankbaar in ontvangst, hij leverde het graag af, maar bijzondere warmte wilde daarbij niet meer ontstaan’.
Terwijl Gregor lange dagen maakt, is zijn vader lui en dik geworden. Elke ochtend begint hij met een urenlang ontbijt. De moeder is astmatisch en ligt regelmatig de hele dag op de sofa. Zijn zuster houdt ervan lang te slapen, zich leuk te kleden en viool te spelen.
Tot die ochtend waarop Gregor Samsa wakker wordt en ontdekt dat hij veranderd is in een grote tor, compleet met een ‘pantserachtig harde rug’ en ‘jammerlijk dunne pootjes’.
Nu hij niet meer voor de gezinsleden kan zorgen, moeten ze voor zichzelf opkomen. Er vindt een ware gedaanteverwisseling plaats. Zijn vader die vroeger tijdens wandelingen, ‘zijn kruk steeds voorzichtig neerzettend’, ondersteund moest worden, staat nu met rechte rug in het uniform van een bankbediende en stapt stevig door de gang. Zijn moeder is gaan naaien voor een modezaak en zijn zus neemt een baantje als verkoopster, waarbij ze ’s avonds een cursus volgt.
Zodra Gregor dood is, gaan zijn ouders en zus een dagje de stad uit met de tram. De zon schijnt en ontspannen bespreken ze de toekomst die er helemaal niet zo slecht uitziet. Alle drie hebben ze nu ‘een uiterst gunstige betrekking, die vooral voor later veel beloofde’.
Het valt de ouders op dat hun dochter volwassen en mooi is geworden en toe is aan een huwelijk – symbool van een nieuw begin. Op deze dag, waarop het kadaver van Gregor door de werkster is opgeruimd, zien de ouders hoe hun dochter aan het einde van de tramrit ‘als eerste opstond en haar jonge lichaam strekte’. Met dit paasmoment besluit het verhaal.
Wie verwisselt er hier eigenlijk van gedaante? Toen Gregor zich uitsloofde voor het gezin, werden ze passieve, klagende mensen – monsterlijk. Maar zodra hij zelf een monster werd en niet meer voor hen kon zorgen, vonden ze hun eigen kracht en bloeiden op. De gedaanteverwisseling van Gregor bewerkt een gedaanteverwisseling bij het gezin. Op de dag dat hij sterft als een lelijk bruin insect, staat zijn zus op en strekt haar jonge lijf blakend van beloftes.
Dit is het bekende Christusmotief: hij die sterft zonder ‘gestalte noch luister’ bewerkt nieuw leven voor anderen. Kafka is zuinig met namen; als hij ze gebruikt, betekenen ze vaak iets. ‘Gregor’ staat voor ‘waakzaam, alert’ – hij was steeds alert op de behoeften van het gezin. ‘Samsa’ komt van de bijbelse naam Samuel: ‘God heeft verhoord’ – namelijk door hem in een tor te veranderen, waardoor hij pas werkelijk voor zijn familie ging zorgen.
Had dat niet wat minder radicaal gekund? Waarschijnlijk niet. Door al zijn toewijding maakte Gregor zichzelf tot middelpunt van het gezin dat van hem afhankelijk werd. Wie zichzelf in het centrum plaatst, ziet de werkelijkheid altijd vertekend. Gregor merkt niet hoe destructief zijn zorg voor het gezin uitpakt.
Zelfs het niveau van het vioolspel van zijn zuster, voor wie hij een opleiding wil betalen, schat hij onrealistisch hoog in (drie toehoorders van buiten kauwen verveeld op hun sigaren). Gregor kan zichzelf niet verlossen. Dat kan alleen een radicale ingreep ’vanbuiten’.
Ook ik ben een monster geworden. Dat moet haast wel een actie van God zijn, want het gaat tegen mijn natuurlijke neiging in om aardig en onmisbaar gevonden te worden.
Ik voel heel erg mijn ‘pantserachtige harde rug’ en machteloze ‘jammerlijk dunne pootjes’. Maar stoppen met zorgen is de beste zorg die ik mevrouw P. momenteel geven kan.
En nu maar afwachten wanneer ze opstaat en beloftevol haar lichaam strekt.