The Artist is present is een kunstwerk, zo simpel, zo kaal. Drie maanden zat Marina Abramovic op een stoel, steeds nam iemand tegenover haar plaats om haar in de ogen te kijken… kijken wat gebeurt. Mijn irritatie moet wel met de eenvoud van het idee te maken hebben. Waarom zou ik jaloers zijn op complexiteit? Complexiteit is een gegeven. We waren eerst wormen.
Eén klas ging een rozijntje zo langzaam mogelijk opeten. Eén klas liep zo langzaam mogelijk van de ene kant van het lokaal naar de andere kant, of exact in één minuut, zonder op een horloge te kijken, ik wil er van af zijn; in mijn klas dacht ik onmiddellijk aan The artist is present dat tijd, het verstrijken ervan, laat zien. Those who can’t, copy. In beide gevallen – klaslokaal en museum – tikt diezelfde tijd genadeloos door, een tijdbom.
Ik weet niet wat je aan de poging om iets ‘lang’ te laten duren hebt behalve dan om jezelf te kwellen met het besef dat je meer haast hebt dan je denkt dat je hebt. Het verbaast me dat ik me niet opgejaagder voel. Ruimte heeft gek genoeg niet zo’n invloed. Oh, de ruimte is op. Plaatsmaken. Nee, tijd raakt ‘op’. Tijd is iets kostbaars, iets waardevols, wat we kunnen verliezen, spenderen, gebruiken. Denken dat ik iets denk is onmogelijk (Metaphors we live by).
The artist is present is wat het is. Het doet waar het over gaat. Kunst gaat over kijken, dan maar het kijken centraal stellen. Leven is verduren, dan maar die duur centraal stellen. Goed, we zaten daar, The-artist-is-present-on-speed, we probeerden elkaar acht minuten aan te kijken, in een klaslokaal – om het oprekken van tijd te ervaren, misschien iets van ‘kairos’ te voelen in plaats van geleefd te worden door een rooster met lestijden die tot op de minuut vaststaan.
We keken elkaar in de ogen, het was onverdraaglijk moeilijk, onverdraaglijk ongemakkelijk. De minuten kropen voorbij. Gelukkig hebben we beeldschermpjes uitgevonden, zodat we kunnen wegkijken. Voortdurend in het hier en nu zijn, is ondraaglijk. Kijken en bekeken worden is ongelooflijk zwaar, vooral dat laatste. Te intens. Ik denk dat ik dacht dat ik een vertragingsoefening had gevonden maar het ging over iets anders, vrees ik.