Stel je voor, genoegen te moeten nemen met verbeelding. Wat gezegd had kunnen worden, wat gedaan had kunnen worden, wat had kunnen zijn, wordt niet gezegd, niet gedaan, zal niet zijn. Niets wordt duidelijk. Alles blijft in de lucht hangen. Als je niet drinkt, kun je vragen stellen. Gesprekken, al verwarren die. Lezen, al verwart dat. Soms is het mogelijk te tuinieren. Maar goed, iedereen bedwingt zijn onrust door deze de kosmos in te slingeren, uitgedost. Iets ontstaat uit verdriet, uiteraard. Je kunt ook gek worden. Allerlei strategieën zijn mogelijk. Je kunt behalve het geloof ook het leven wegstuderen. Als je te lang doorgaat met zoeken, word je gek, net als Augustinus. Het laffe van verbeelding bestaat eruit dat in de verbeelding alles mogelijk blijft. Buiten is sprake van een samenhang die geen geroep of geschreeuw nodig heeft. Dat je schermangsten ontwikkelt lijkt logisch, als iemand voortdurend zegt ‘geef mij je telefoonnummer zodat we je kunnen redden als je jezelf kwijt bent’. Ik ben niet langer op mijn hoede, merk ik. Al vrees ik dat het geloof niet sterk genoeg blijkt. In dit jaar, het warmste jaar, groeit alles naar elkaar toe. Het groen helt over, het wil elkaar aanraken, boven mijn hoofd, of mij, als ik me een weg baan en het voorzichtig in mijn nek kietelt. Er zijn mensen die geen zekerheid hebben waar ze naar toe gaan. Die iets in iets verstoppen. Al die gelijkenissen! Er gebeurt altijd ook iets anders. Het enige wat je hoeft te onderdrukken is de neiging om het uit te leggen… (sic!) Je kunt een oester testen met een druppeltje citroen, als hij leeft trekt hij zich samen, een mens reageert net als een dier. Begrijpen doe je zelf maar.

«
»