‘Wat uit technologisch oogpunt een fantastische prestatie lijkt, een bemande ruimtevlucht naar de maan, ziet er van een ander gezichtspunt uit als een volmaakte dwaasheid: duizenden hooggekwalificeerde mensen zijn tientallen jaren intensief bezig om, ten koste van zeer veel inspanning en enorme sommen geld, een relatief klein aantal (twee!) van hen, uitgedost in carnavalspakken een paar potsierlijke danspassen te laten uitvoeren op een droge, hete, atmosfeerloze kei, waar niemand die zijn gezonde verstand een beetje gebruikt naartoe zou willen.’ Paul Feyerabend.

De algehele geschiedenis van het denken staat vol ideeën, en daarom lees ik door, ik wil Klukhuhns grensganger tussen gevoel en rede worden, wetende dat alles al eens is gedacht, de lucht die we inademen ingeademd, het huis dat we bewonen bewoond, de persoon die we kussen gekust. Ik zou bijvoorbeeld een dagboek kunnen bijhouden, uitsluitend gevuld met gedachten gewijd aan wat ik van iemand vind, hem louter kunnen beschrijven met woorden als ‘de thee die je met hem drinkt smaakt als nectar’.

Hoe springen we van het ene paradigma in het andere? Gebeurt dat als genoeg mensen de huidige situatie belachelijk vinden? Kunst zou ons kunnen opvrolijken. En boeken. Dit boek. ‘Het is zwaar om oud te worden’, schreef Kant in 1779 toen hij nog vijfentwintig jaar te gaan had. Het ongeluk van de mens zit erin dat hij zich niet vrijelijk kan laten meevoeren op ideeën alleen, uiteindelijk stuit hij op materie.

Het boek doet er niet toe. Het boek is de ladder die je na gebruik weggooit.

– De algehele geschiedenis van het denken, André Klukhuhn

»