Ik ben toe aan de mannen zelf, hun boek. We leven in twee werelden, schrijven ze. In de ene, de virtuele, zijn we verbonden met alles en iedereen, via vanalles en nog wat (apparaten en dingen die we gaan uitvinden). In de andere zijn we als altijd: ziek, hongerig, arm, rijk, ploeterend op een stuk weerbarstige aarde, subliem vol ontzag op een bergtop. Ze schrijven iets wat ik niet geloof. Ze schrijven dat we door online te gaan in het bezit komen van meerdere identiteiten. Het spoor dat we achterlaten reduceert ons juist tot één traceerbaar profiel, vrees ik. Tenzij je ondergronds gaat. Vroeger misschien. Het boek ligt naast de machine die op basis van een digitale foto een kroon gaat maken (Google Body).
Mijn tandarts toont me een klein wit blokje. Het heeft een kleurverloop van wit naar geel. Hij plaatst het in de machine en doet de klep dicht. De machine snijdt wat niet mijn nieuwe kies is weg. Zijn oog valt op het boek. ‘Die titel triggert me niet,’ zegt hij. ‘Als daar nou lichamelijkheid had gestaan.’ Hij is geïnteresseerd in virtualiteit. Hij vertelt over een installatie, waarin men een ruimte betrad met twee bedden, op één bed lag een naakte vrouw. Je mocht naast haar liggen. Je mocht haar aanraken. Het lichaam bleek een holografische projectie. De naakte vrouw lag in een kamertje ernaast. Ze werd misselijk van de installatie, de voortdurende interactie. Elk uur moest ze stoppen.
Ik lag weer in de stoel en kon niet praten. Het vak van tandarts lijkt me aangenamer dan dat van kapper. Ik probeerde niet lichamelijk aanwezig te zijn, wat de tandarts juist wel probeerde, zei hij. Hij zei dat hij al zijn bewegingen afstemde op het hier en nu. Dat hij steeds volkomen in evenwicht was. Dat als hij met zijn linkerhand aan het boren was, hij zijn rechterarm naar achteren uitstrekte. Dat hij bewegingen acht keer zo snel kon doen, zestien keer zo snel, als het moest. Patienten zagen dat niet, nog een voordeel van het tandartsvak, hij zat achter de mens die hij behandelde. Ik mocht uiteindelijk in een klein handspiegeltje naar de kroon kijken.
Ik vroeg hem of hij naast de naakte vrouw op het bed had gelegen. Nee, zei hij. Het was een verhaal, een mogelijkheid. De tandarts leek volkomen in balans. Hij zei dat dat lang had geduurd. Wat hij deed had hij tot in de finesse uitgedacht en uitgevoerd. Hij had geen spijt dat hij uiteindelijk niet sociologie was gaan studeren, zijn oorspronkelijke plan. Ik moest denken aan de twee werelden van de twee mannen. Ik dacht aan de naakte vrouw die misselijk werd van haar virtuele lichaam. Ik dacht aan de tandarts. Zo lang we een lichaam hebben ligt de sleutel tot geluk en de bron van lijden daar. ‘The internet is among the few things humans have built that they don’t truly understand’, luidt de eerste zin uit het boek. – The New Digital Age, Eric Schmidt, Jared Cohen