It’s the will of love
It’s the thrill of love
Ah, but the chill of love is coming on – Water’s edge, Nick Cave
het wezen van flamenco
Flamenco heeft een provocerend karakter. Een danser daagt publiek, muzikanten en zanger uit – al staat die laatste bovenaan in de hiërarchie. Hij kan de danser, als hij dat wil, compleet negeren. De danser is vol trots en zelfbewust. Omdat hij het moet verdienen, vermoed ik.
Het temperament van flamenco staat in contrast met een wezenlijke karaktertrek van zuidelijke volken. ‘Spanish people are lazy.’ Clarissa, flamencodocente, haast zich te zeggen dat ze het woord ‘lazy’ niet op het weblog wil, te generaliserend, maar luiheid lijkt me juist een enorme kwaliteit. Energie steken in wat er toe doet, als het je beurt is – voetenwerk, handgeklap – en je verder niet druk maken: lui bovenlijf, stil hoofd, ontspannen schouders. ‘When you relax, you can do it. The speeding up…’ Clarissa demonstreert dat door in een onmogelijk tempo een ritme op de vloer te stampen met een kop thee in haar hand zonder een drup te morsen. ‘Use gravity. Be grounded. Let your foot just drop, press the heel in the ground. Nothing else.’ Je moet iedereen met je ogen uitdagen, arrogante blik, vol trots, superieur. Het moet geen tapdansen worden. Clarissa vindt Anns werk in bepaalde opzichten ‘totally flamenco’.
flamenco, compás
Er zijn overeenkomsten tussen flamenco en het werk van Ann, al is flamenco gebaseerd op improvisatie en denkt Ann haar werk tot op de millimeter en tot in de milliseconde uit. Die overeenkomst is het strakke harnas van ritme (‘compás’).
Flamenco kent verschillende ritmes.
Flamenco telt in 3, 4, 6 of 12. Ann telt meestal in 8.
Ann wil in The Red Piece onderzoeken hoe ze meerdere ritmes over elkaar heen kan leggen. Clarissa vindt dat interessant, omdat het in Flamenco nooit gebeurt.
Flamenco kiest één ritme, dat vervolgens 10 of 20 minuten wordt volgehouden. Flamenco kent allerlei manieren om die monotonie, de herhaling, te verdragen. Een danser kan accenten variëren, nuances aanbrengen in voetenwerk en handgeklap (hard/zacht). Ook kan hij counteraccenten toepassen, en syncope.
Compás wordt hoorbaar gemaakt door voetenwerk (‘zapateado’) en handgeklap (‘palmas’). Voetenwerk is het belangrijkst. Waarom wordt zo hard gestampt? Flamenco komt oorspronkelijk bij arme zigeuners vandaan, die droegen geen schoenen. Ze stampten om gehoord te worden. Dat voetenwerk is een aanslag op knieën en onderrug. De zool van flamenco-schoenen is beslagen met nagels in tegenstelling tot tapdansen (één metalen plaat), dat zegt iets over het straffe karakter van flamenco. Clarissa wisselt deze schoenen af met zachte pantoffels.
‘In flamenco we don’t count. Don’t count. Go with your guts,’ zegt Clarissa. Ze zet een interne metronoom aan. Misschien heeft ze die ritmes zo vaak gedanst dat het een automatisme is geworden, of misschien is het waar wat ze zegt, en moet je om die immense bewegingssnelheid te halen – mitrailleur-salvo – het idee van tellen loslaten. Niet tellen, voelen. De dansers zijn voortdurend aan het tellen.
palmas
Clarissa leert de dansers ‘palmas’ (= ritmisch handgeklap). Eén hand houd je stil, de andere klapt. Niet alleen ritme is belangrijk, ook geluid. Je kunt hard klappen en zacht klappen, met lucht en zonder lucht. Op die manier kun je accenten benadrukken, of, als je ‘palmas’ beheerst ertegenin klappen. Clarissa laat elke danser afzonderlijk klappen om de techniek te beoordelen en te corrigeren.
bodydrumming
Ann probeert ‘compás’ (= ritmes met accenten) uit op verschillende delen van het lichaam. Ze zoekt naar andere manieren om een ritme voort te zetten dan via voetenwerk en handgeklap. Ze wil weten hoe iets klinkt en of iets geluid maakt. Ademhalen kan ook met ‘compas’. Ademhaling kan het basisritme benadrukken of er juist tegenin gaan. Snel opzuigen van lucht werkt claustrofobisch. Ritme kan visueel en auditief tot uitdrukking komen. Het ritme is de stuwende kracht, gaat alsmaar door, zoekt zijn weg, is de weg.
stampen
De dansers staan elke ochtend in een kringetje om ritmes te leren, en ook om warm te worden. De eerste dagen met boekjes voor de voeten. Het is letterlijk en figuurlijk stampen. Omdat je bijna alles kunt variëren: het ritme zelf (het aantal tellen), de accenten, handgeklap, voetenwerk, het lichaamsdeel dat ritme genereert, ademhaling – en dat voor elk van de dansers apart – stijgt het aantal mogelijkheden explosief.
Wat doet duizelen: een danser onderwerpt zich aan een ritme, zit erin gevangen, is speeding up alsof er een drijvende kracht is waaraan niet valt te ontsnappen, maar dat is slechts schijn, de danser roept dat ritme immers zelf op. Dat is natuurlijk altijd zo bij dans, dansers zijn zowel subject als object, maar het effect van gelijktijdige controle en gecontroleerd worden blijft me verbazen.
llamada en remate
Tot nu hebben de dansers voornamelijk ritmes geoefend, staande in een kring. Ann vraagt Clarissa naar ruimtelijke vormen en structuur, naar bewegingen en opbouw, naar syntax. Flamenco kent een aantal manieren om een stuk dans te beëindigen, of om een verandering kenbaar te maken aan zanger en muzikanten. Er bestaan ‘llamadas’ (= to call) en ‘remates’ (= to finish). Stukjes gestamp, met extra nadruk, die fungeren als een soort bijzin of als interpunctie. Harder stampen om de aandacht te trekken. Heel hard stampen en abrupt stoppen om een punt achter een zin te zetten. Een bijzin gebruiken om een hoofdzin te benadrukken.