Een schaap in de wei is onomstotelijk waar. Eenmaal op zijn rug sterft het.
Iemand schrijft iets over ouder worden waarvan ik vermoed dat het waar is omdat de schrijver het over zichzelf heeft, niet omdat het waar is. Ik wantrouw mensen die het niet over zichzelf hebben. Ik wantrouw de nieuwslezer die niets laat blijken.
In je jeugd ervaar je jezelf als vreemd en de samenleving als normaal. Als je ouder wordt keert dat om. Dat omkeerpunt, zo ergens halverwege, is een overdonderend moment. Wat te doen? Iemand omverduwen? Zwijgen? Het gaat er in het leven wellicht om, om uit te vinden hoe je oneens zijn vormgeeft.
‘This present way of being is not a truth about life or a truth about time; it is propositional. We can disagree,’ schrijft Jeanette Winterson. Ik denk aan Tjitske Jansen die schrijft over de tuin van Monet, die misschien niet nodig was geweest als de wereld er anders uit had gezien, als mensen andere keuzes hadden gemaakt.
Alles doet aan iets denken, waardoor ik niet weet wat ik zelf denk. Is denken mogelijk als je leest? Ik lees nog iets over ouder worden. Als je ouder wordt mengen herinneringen zich met waarnemingen. Het ooit geziene kleurt het nu geziene. Daarom is de eerste keer van alles zo bijzonder: niks aangekoekt, niks symbolisch.
Ik verjaag het verdriet om het eindigen van het boek met de troost van twee nieuwe boeken, twee katjes onder de motorkap, door de schrijver meegevoerd op zijn lange reis: Jean Rouaud, De velden van eer en Julien Green, Journaal. – Een web van dromen, C.O. Jellema, dagboeken 1960-2003, Querido