Woorden kun je gelukkig schrappen, taal kan altijd kaler, ik kan altijd – godzijdank – minder zeggen dan ik denk, minder uitdrukken dan ik voel, doorgaan tot er niks meer staat. Ik lees Montaigne. Hij troost me (De essays, 1466 pagina’s dundruk).
Hij begint elk verhaal, als het hem zo uitkomt, gewoon opnieuw. ‘Bij een oud verhaal kan het, in tegenstelling tot de bereiding van medicijnen, geen kwaad er nu eens dit, dan weer dat doorheen te mengen.’ Die nonchalance. Horror vacui, denk ik.
Penelope wacht op een thuiskomst, haar man omzwerft intussen de wereld. Ze weeft een kleed. Elke avond trekt ze de draden uit, elke ochtend begint ze opnieuw. Het duurt twintig jaar. Wat zou iemand daar doorheen willen mengen?